|
|||||||
Nulpunten van de zetafunctie | |||||||
Dit was de functionaalvergelijking waarmee Riemann de zetafunctie naar het hele complexe vlak uitbreidde: | |||||||
|
|||||||
Aan die
functionaalvergelijking kun je direct zien dat
ζ(s) nul wordt als s =
-2, -4, -6, .... Waarom dat zo is? Nou, omdat dan sin(ps/2) nul is natuurlijk. Dûh! Nou ja... ook omdat Γ(1 - s) en ζ(1 - s) beiden niet oneindig groot worden, want 1 - s is in die gevallen positief. Over s = 0 kun je bijvoorbeeld niet zomaar iets zeggen: dan is de sinus nul, maar de ζ(1 - s) = ζ(1) = ∞ De nulpunten -2, -4, -6, ..... noemen we daarom heel toepasselijk de triviale nulpunten. Een belangrijke vraag is: "Zijn er nog meer nulpunten?" Voordat je denkt: "Nou ja zeg, ik heb mijn tijd wel beter te besteden", zal ik proberen uit te leggen waarom dat in onze getaltheorie best een belangrijke vraag is.
Hoeveel priemgetallen zijn er
eigenlijk? |
|||||||
Elk bestaand getal kun je namelijk beschouwen als opgebouwd uit priemgetallen, immers elk getal kun je schrijven als een vermenigvuldiging van priemgetallen.
't Is eigenlijk net als in de scheikunde. Daar is elke stof een
molecuul (wat in de wiskunde een getal is).
Maar elk molecuul is opgebouwd uit atomen (dat zijn de
wiskundige priemgetallen). Net zoals je scheikundig
"Water" kunt schrijven als
H2O zou je
wiskundig het getal 45 kunnen
schrijven als 325.
|
|||||||
|
|||||||
Hieronder zie je de grafiek voor de eerste honderd waarden van n. | |||||||
|
|||||||
Daar is best een soort grafiek in
te onderscheiden, waarbij natuurlijk onmiddellijk de vraag rijst:
welke functie hoort bij deze grafiek? Gauss en Legendre losten dat probleem beiden en onafhankelijk van elkaar ongeveer op, zo rond 1800. Ze vonden beiden dat deze grafiek steeds meer gaat lijken op de grafiek van y = x/logx. Preciezer wiskundig geformuleerd: |
|||||||
|
|||||||
Om eerlijk te zijn... onze twee
helden hadden het niet helemaal goed.... Legendre dacht dat de waarde van deze limiet naar ongeveer 1,08366 ging. Gauss durfde zich er niet over uit te laten.... Hieronder zie je de grafiek van y = n/logn bij de priemaantallen getekend. |
|||||||
|
|||||||
Een nogal slordige aanpak... Pas in 1852 kwam Tschebychef met een soort van aannemelijkmakerij waarom deze grafiek inderdaad թ(n) zou benaderen. Zijn aanpak ging ongeveer als volgt: |
|||||||
Laten we eens kijken
hoe vaak een bepaalde priemfactor p voorkomt in n! Neem bijvoorbeeld 10! = 10 • 9 • 8 • 7 • 6 • 5 • 4 • 3 • 2 • 1 en laten we eens gaan beredeneren hoe vaak de priemfactor 2 daarin voorkomt. We introduceren daarvoor eerst de notatie [ x ] en daarmee bedoelen we: het getal x naar beneden op een geheel getal afgerond. Oké: hoe vaak komt 2 voor? • in alle even getallen minstens één keer. Dat is al [10/2] = 5 keer (van de getallen 10, 8, 6, 4, 2) • in de 22 = viervouden minstens twee keer, dus dat is al [10/4] = 2 keer extra (van de getallen 4, 8) • in de 23 = achtvouden minstens drie keer, dus dat is weer [10/8] = 1 keer extra (van het getal 8) • in de hogere machten van 2 niet meer, want 24 is al meer dan 10 In totaal komt de priemfactor 2 dus 5 + 2 + 1 = 7 keer in 10! voor. In het algemeen komt de priemfactor p precies [x/p] + [x/p²] + [x/p³] + ...... keer voor in x! Maar x! is natuurlijk gelijk aan het product van alle priemfactoren die erin voorkomen: |
|||||||
|
|||||||
Neem de log van beide kanten en bedenk dat logxn = nlogx . Dat geeft: | |||||||
|
|||||||
Maar volgens de
formule van Stirling is logx!
ongeveer gelijk aan xlogx Verder is voor grote waarden van x de waarde van [x/p] ongeveer gelijk aan x/p en zijn die termen [x/p²] + [x/p³] + ...... te verwaarlozen ten opzichte van die eerste term [x/p]. Dat geeft dan samen: |
|||||||
|
|||||||
Dat kriebeltje ~ betekent: "....is van de orde van grootte van.....". In het verhaal erboven staat immers een paar keer "is ongeveer gelijk aan" en ook "is te verwaarlozen" , dus zo heel precies is 't allemaal niet. | |||||||
Een beetje nettere aanpak.... Euler liet op zijn geweldige manier (deze les) zien dat ζ verbonden is met het aantal priemgetallen, door de volgende formule te ontwikkelen: |
|||||||
|
|||||||
We gaan nu proberen
om van deze uitdrukking over te stappen naar het aantal priemgetallen (թ).
Allereerst gaan we deze functie differentiëren. Omdat daar een product staat moeten we de productregel gebruiken. Er staat f(p1) • f(p2) • f(p3) • f(p4).... met f(p) = (1 - p-s)-1 Met de productregel geeft dat: f '(p1) • {f(p2) • f(p3) • f(p4)....} + f '(p2) • {f(p1) • f(p3) • f(p4)....} + f '(p3) • { f(p1) • f(p2) • f(p4)....} + .... Daarbij is f '(p) = -(1 - p-s)-2 • -p-s lnp • -1 Samen geeft dat: |
|||||||
|
|||||||
Maar als we dat laatste product vermenigvuldigen met (1 - p-s) / (1 - p-s), dus eigenlijk de factor van priemgetal p weer toevoegen, dan staat daar precies weer ζ(s): | |||||||
|
|||||||
Als je nu ζ(s) naar de andere kant brengt, dan heb je een resultaat dat de moeite waard is te onthouden voor later: | |||||||
|
|||||||
1. Alwéér een nieuwe functie: ψ(x) | |||||||
We definiëren eerst "zomaar" de nieuwe functie: |
|||||||
|
|||||||
Daar moet natuurlijk
wat toelichting bij......niemand snapt zomaar wat die m is....
De som gaat over alle priemgetallen kleiner dan x Die mp(x) is de hoogste macht (m van macht) tot waar je het priemgetal kunt nemen als je nog kleiner dan x wilt blijven. |
|||||||
Voorbeeldje tussendoor. Neem x = 20 De priemgetallen kleiner dan 20 zijn 2, 3, 5, 7, 11, 13, 17, 19 Tot welke macht kun je ze nemen om onder de 20 te blijven? (dat is m) 24 en 32 en de rest tot de macht 1. Dus ψ(20) = 4ln2 + 2ln3 + ln5 + ln7 + ln11 + ln13 + ln17 + ln19 » 6,6039 (zie je trouwens al, dat dat met het samennemen van die logaritmen ook gelijk is aan ln(24 • 32 • 5 • 7 • 11 • 13 • 17 • 19) ???) |
|||||||
Heb je door dat het
wel een beetje lijkt op dat gerommel van Tsjebycheff hierboven? Als pm < x dan is ln(pm) < lnx dus m • lnp < lnx dus m < lnx/lnp Maar omdat m het grootste gehele getal is waarvoor dat geldt, is m = [lnx/lnp] (zelfde notatie als hierboven) OK. We gaan nu een verband tussen onze
nieuwe ψ(x) en de eerder
gevonden waarde van ζ '(s)/ζ(s)
aantonen. |
|||||||
|
|||||||
Maar als je die lnp
weglaat dan staat daar gewoon de som van een meetkundige reeks! (met
reden p-s) Dit is dus een meetkundige reeks vermenigvuldigd met lnp: |
|||||||
|
|||||||
Je moet nu sommeren over p én over n. | |||||||
rest volgt... | |||||||
|
|||||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |