Het Ontmoetingsprobleem | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stel dat je 100 kaarten hebt,
genummerd van 1 tm 100. Die kaarten ga je eerst schudden, en daarna leg
je ze één voor één op tafel. Daarbij roep je steeds hardop de hoeveelste
kaart je neerlegt. (Je huisgenoten mompelen vast iets als "NERD" of zo,
maar wij weten wel beter: het is gewoon een interessant wetenschappelijk
experiment). Elke keer als het nummer dat je roept gelijk is aan het nummer dat op de kaart die je neerlegt staat noemen we dat een ONTMOETING. De kernvraag is: Hoe groot is de kans op n ontmoetingen? En hoe hangt die af van het aantal kaarten? (eerst 100, maar kan natuurlijk elk aantal N zijn....) Laten we eenvoudig beginnen... |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stap 2: meer ontmoetingen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De kans dat de eerste EN de
tweede kaart ontmoetingen zijn is gelijk aan 1/100
• 1/99 En daar gaat íe weer: de kans dat twee andere kaarten ontmoetingen zijn is dan ook gelijk aan 1/100 • 1/99. Als je bijvoorbeeld de kans dat de 24e kaart EN de 76e kaart ontmoetingen zijn wilt uitrekenen, dan noem je de eerste twee kaarten die je neerlegt toch gewoon nummer 24 en nummer 76?? Wat maakt dat uit? Het is toch willekeurig? Voor de echt achterdochtige mensen staat hiernaast ook daarvan nog een bewijs, maar hierna stop ik daarmee hoor! |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De kans dat de eerste en de tweede en de derde en.... en de kde kaart allemaal ontmoetingen zijn is dan gelijk aan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat kans dat er k ontmoetingen zijn, die willekeurig ergens mogen staan is dan (N nCr k) keer zo groot, immers dat is het aantal manieren waarop k ontmoetingen verdeeld kunnen worden over N plaatsen. (Hierboven zagen we al dat al die verschillende verdelingen dezelfde kans hebben). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar daar mist nog iets......Dat brengt ons bij stap 3. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stap 3: De kans op 0 ontmoetingen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als er precies k ontmoetingen moeten zijn, dan moeten die andere N - k gevallen dus ook géén ontmoeting zijn: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vraag wordt daarom: "Wat
is de kans dat er bij m kaarten geen enkele ontmoeting plaatsvindt?" Dat hebben we al in een andere les behandeld! Namelijk de les waarin we de kans berekenden dat lootjes trekken lukt (dus dat er geen ontmoetingen zijn) Zie daarvoor deze les. De conclusie daar was: |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Samengenomen geeft dat voor de kans op precies k ontmoetingen bij N experimenten: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorbeeld.
Twee personen zitten tegenover elkaar, elk met een standaarddeck met 52
speelkaarten. Ze draaien steeds tegelijk een kaart om, en gaan zo het
hele deck door. Ik hoop dat je ziet dat het hier om een ontmoetingskans gaat. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |