6. | examenvraagstuk VWO Wiskunde A, 1986. Op de zon komen plaatsen met een lagere temperatuur voor: de zogenaamde zonnevlekken. Het aantal zonnevlekken varieert met de tijd. Sinds ongeveer 1700 wordt het aantal zonnevlekken met grote regelmaat geteld. De globale grafiek van het aantal zonnevlekken sinds 1755 ziet er als volgt uit: |
||||
|
|||||
De geleerden zijn het erover eens dat in het voorkomen van zonnevlekken een periodiek verschijnsel is waar te nemen. De hier getekende grafiek vertoont 20 perioden. | |||||
a. | Verklaar dat uit deze grafiek afgeleid kan worden dat de gemiddelde periode 11 jaar is. | ||||
Sommige onderzoekers wijzen ook op het feit dat de cycli 1, 2, 3 en 4 grote overeenkomst vertonen met 17, 18, 19, en 20. Men vindt hierin een aanwijzing voor een tweede periode. | |||||
b. | Geef het aantal jaren van deze tweede periode aan. | ||||
c. | Op grond van de twee perioden die bij het verschijnsel zonnevlekken zijn waargenomen heeft men voorspellingen voor het aantal zonnevlekken in de rest van de eeuw gemaakt. In welk jaar zal voor het eerst na 1986 het aantal zonnevlekken een maximum bereiken? Hoe groot zal dat maximum ongeveer zijn? | ||||
7. |
Voor
de lichaamstemperatuur van een patiënt die griep heeft geldt de
grafiek hieronder. Daarin is T de temperatuur in °C en t de tijd in uren met t = 0 het moment dat hij besmet raakt. |
||||
a. | Bepaal de periode van deze grafiek | ||||
|
|||||
b. | Geef een vergelijking van de evenwichtslijn | ||||
c. | Bereken na hoeveel uur de temperatuur voor het eerst boven de 40°C zal komen als deze grafiek zo periodiek blijft. | ||||
|
|||||
Voor de eerste 3,5 uur geldt ongeveer de formule T = 0,084t3 - 0,39t2 + 0,46t + 37 | |||||
d. | Bereken hoeveel minuten de temperatuur gedurende de eerste twee uren boven de 37,1°C is | ||||
|
|||||
|
|||||
8. |
De wekker hiernaast heet een uurwijzer met lengte 10 cm en een
minutenwijzer met lengte 15 cm. Het draaipunt van de wijzers bevindt zich 18 cm boven de bodem. Op t = 0 is het precies 6 uur. Als je een grafiek maakt van de hoogte van het uiteinde van de minutenwijzer boven de bodem uitgezet tegen de tijd, dan krijg je de grafiek hieronder. |
|
|||
|
|||||
a. | Geef de periode, de amplitude en de evenwichtslijn van deze grafiek. | ||||
b. |
Teken in deze figuur ook de grafiek van de hoogte van het uiteinde van de uurwijzer boven de bodem. |
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|||||