|
|||||
Boek III, propositie 4. | |||||
|
|||||
Teken in een cirkel
twee lijnen AB en CD die niet door het middelpunt gaan en elkaar
snijden. Noem hun snijpunt S en verbind het middelpunt M met S. (III-1) Stel dat ze elkaar wel doormidden delen, dus dat AS = SB en DS = SC Dan snijdt een lijn door het middelpunt (MS) een andere lijn (AB) doormidden dus zijn de hoeken 90º (III-3) En om dezelfde reden staat MS ook loodrecht op DC (III-3) Maar dan zou hoek MSA gelijk zijn aan hoek MSC en dat is onmogelijk (het grotere kan niet gelijk zijn aan het kleinere) Dus ze delen elkaar niet doormidden. |
|
||||
Logisch volgt uit
deze propositie de volgende misschien wel handigere bewering: "Als twee lijnen in een cirkel elkaar doormidden delen, dan snijden ze elkaar in het middelpunt" |
|||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |