|
|||||
Boek I, propositie 12. | |||||
|
|||||
Gegeven een lijn l
en een punt P dat niet op l ligt. Neem een willekeurig punt A aan de andere kant van l Teken de cirkel met middelpunt P en straal PA. (P3) Die cirkel snijdt l in B en C. Teken het midden van BC, noem dat M (I-10) Teken PM. (P1) Dan staat PM loodrecht op l Waarom? PBM en PCM zijn congruent (ZZZ) (I-8) (D15) Dus de hoeken bij M zijn gelijk. Ze zijn samen een rechte lijn, dus elk is een rechte hoek (D10) |
|||||
Muggenzifterij: | |||||
Hoe weet je dat de cirkel de lijn in twee punten B en C snijdt? Bewijs dat! | |||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |