|
|||||
Boek I, propositie 47. | |||||
|
|||||
De beroemde "Stelling
van Pythagoras". Neem een rechthoekige driehoek ABC met de rechte hoek in A. Teken op alle zijden een vierkant. (I-46) Teken AD parallel aan BE (I-31) Teken AE, AF, CG en BH (P1) De rode hoeken zijn gelijk (beiden 90º plus hoek CBA) Dus de blauwe driehoeken zijn congruent (ZHZ) (I-4) Het groene parallellogram EDIB is het dubbele van de blauwe driehoek ABE, want ze hebben dezelfde basis en zijn tussen trwee parallellen. (I-41) Het groene parallellogram AJGB is het dubbele van de blauwe driehoek GBC om dezelfde reden. (I-41) Dus de groene parallellogrammen zijn gelijk. (L1) |
|
||||
Precies dezelfde
redenering geldt aan de andere kant. De rode hoeken zijn gelijk (hoek ACB plus 90º). De gele driehoeken zijn gelijk (I-4) Dus de paarse parallellogrammen AKHC en DFCI zijn gelijk. (I-41) BEFC is een paars plus een groen parallellogram, dus een groen vierkant plus een paars vierkant. |
|
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |