© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De afstand van een punt tot een vlak. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waarschijnlijk is het handig om eerst deze les over de loodrechte stand door te nemen, die heb je namelijk nodig bij wat er nu komt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Goed, nu je alles weer weet over een lijn die
loodrecht op een vlak staat kunnen we dat mooi gebruiken om de afstand
van een punt tot een vlak te berekenen. Neem punt P hiernaast dat ergens boven vlak V zweeft. De vraag is: "Hoe ver erboven?" |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om die vraag te beantwoorden moet je de
kortste afstand van P tot V berekenen. En nou komt het: die
kortste afstand vind je als je van P loodrecht naar V
gaat. Teken dus een lijn van P loodrecht op V, waar die V snijdt noem je punt S (dat heet ook wel de projectie van P op dat vlak). De gezochte afstand is de lengte PS. (Hiernaast zie je, dat PS loodrecht op V staat als hij loodrecht op twee snijdende lijnen uit V staat) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vaak zie je in één oogopslag wel
welk lijnstuk PS dat moet zijn, maar af en toe is het wat lastiger. Eerst maar even wat makkelijke gevallen...... |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Moeilijker gevallen. Soms is het niet zomaar in één keer te zien welk lijnstuk PS nou is. In zulke gevallen is het vaak handig om eerst maar eens een vlak te tekenen door P dat loodrecht staat op één van de lijnen in V, en daarna in dat getekende vlak een lijnstuk te vinden dat ook nog loodrecht op een andere lijn uit V staat. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stel dat je in de linkerfiguur
hierboven de afstand van punt P tot vlak V moet berekenen (de kubus is
erbij getekend om aan te geven hoe vlak V ligt) Teken dan eerst een vlak PQRS loodrecht op bijvoorbeeld AB. Dat is zo als PS loodrecht op AB staat. Dat geeft snijlijn TU. Teken vervolgens (rechterfiguur) in dat vlak PQRS een lijn van P loodrecht op TU. Dan staat die lijn dus loodrecht op TU én op AB dus op twee lijnen uit V, dus is PX de gezochte afstand. En dan maar hopen dat je alle lengtes kunt gaan berekenen..... |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorbeeld uitgewerkt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Neem aan dat de kubus uit het voorbeeld
ribben van 8 cm heeft, en dat B het midden is van de ribbe waarop hij
ligt. Het bovenvlak staat hiernaast getekend. GY2 = 42 + 82 ⇒ GY = √80 In driehoek GYQ geldt: √80 · QU = 4 · 8 = 32 Dus QU = 32/√80 = 1,6√5 Op precies dezelfde manier (met zo'n zelfde tekening) geldt in het ondervlak dat AT = 1,6√5 Dus daarin is ST2 = 42 - (1,6√5)2 = 3,2 dus ST = 0,8√5 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Teken vervolgens vlak PQRS. Zie
hiernaast. Daarin is QR = √80 = 4√5. Verder is TU verlengd, en gesneden met het verlengde van PQ. De driehoeken ZUQ en ZTP zijn gelijkvormig. Dan geldt UQ/TP = ZQ/ZP ofwel 1,6√5/3,2√5 = 1/2 = ZQ/(ZQ + 8) daaruit volgt 2ZQ = ZQ + 8 ⇒ ZQ = 8 Dan is ZT = √(162 + (3,2Ö5)2) = √307,2 In driehoek ZTP geldt nu ZT · PX = ZP · PT Dus PX = (ZP · PT)/ZT = (16 · 3,2√5)/√307,2 ≈ 6,53. |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De afstand van een lijn tot een vlak. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Omdat een lijn oneindig lang is, kun je het
alleen maar hebben over de afstand van een lijn tot een vlak als die
lijn evenwijdig aan dat vlak is. Immers als dat niet zo is, dan zullen
lijn en vlak elkaar ergens snijden en is de afstand nul. Als een lijn inderdaad evenwijdig is aan een vlak is de afstand makkelijk te bepalen:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Immers de afstand tot het vlak is voor alle punten van de lijn gelijk. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De afstand van een vlak tot een vlak. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daarmee gaat het al precies hetzelfde. Omdat
vlakken oneindig groot zijn kun je het alleen maar hebben over de
afstand van een vlak tot een vlak als die twee vlakken evenwijdig zijn. In dat geval gebruik je de methode:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||