Hier is een functie die we nog
niet kunnen differentiëren:
Een functie die een breuk is. Die
eigenlijk bestaat uit twee functies op elkaar gedeeld worden.
Het zal hopelijk wel duidelijk
zijn dat je niet gewoon de teller en de noemer apart mag
differentiëren. Dat kun je bijvoorbeeld zien aan het eenvoudige
voorbeeld f(x) = x/x Daar staat natuurlijk f(x) = 1, dus de afgeleide wordt
f '(x) = 0 Maar als je de teller en de noemer apart differentieert geeft
dat
f '(x) = 1/1 = 1 en dat is duidelijk
niet het zelfde.
Hoe moet het dan wél?
De oplossing is te vinden door je
te bedenken dat delen en vermenigvuldigen eigenlijk hetzelfde is! Van
elke deling kun je een vermenigvuldiging maken.
Zo is
bijvoorbeeld 5/3 = 5 • 1/3
= 5 • 3-1 en x/4
= x • 1/4 = x • 4-1
en 6/p = 6 • 1/p
= 6 • p-1 en ga zo maar door.
Als we deze functie schrijven als t/n
(teller gedeeld door noemer) dan is hij hetzelfde als t
• 1/n = t • n-1
En deze laatste kunnen we met de productregel en de kettingregel
differentiëren:
Dus f
' = t ' · n-1 + t · -1
· n-2
· n '
Bij die laatste stap moet je eraan denken dat die n-1
eigenlijk een kettingfunctie is: [ ]-1
,dus moet je de kettingregel gebruiken. De functie n is het
"blok".
Dit laatste kunnen we nog herleiden:
Dit laatste heet de quotiëntregel.
Als we hem schrijven als twee functies op elkaar gedeeld dan geeft dat:
(Voor een ander bewijs, waar je de
kettingregel niet bij nodig hebt, moet je maar hiernaast kijken).
Voorbeeld.
Het voorbeeld helemaal aan het
begin zou dus als afgeleide geven:
Nog een paar puntjes om op te
letten:
1. Alleen gebruiken
als het nodig is.
Je moet de quotiëntregel alleen gebruiken als er in de teller én in de
noemer van de functie x-en staan. Als dat niet zo is, dan is het
niet fout om hem toch te gebruiken, maar dan kan het allemaal veel
simpeler.
Twee voorbeelden zullen dat duidelijk maken, hoop ik:
2. Denk om de
kettingregel.
Natuurlijk kan ook hier bij die f ' of g' de
kettingregel weer opduiken. In het volgende voorbeeld zelfs tweemaal
Zie
je waar de kettingregel is verschenen?
bij
de • 2 en • 4 in de teller
3. Laat de noemer met
rust! Kijk naar de teller!
Meestal heeft het niet zoveel zin om de haakjes van de noemer weg te
werken. In het eerste voorbeeld lieten we ook gewoon (x2
+ 4)2 en maakten we er niet van x4 +
8x2 + 16. Het voordeel van die haakjes laten staan is
dat je makkelijker kunt zien wanneer de noemer nul wordt en de afgeleide
dus niet bestaat.
Meestal moet je immers oplossen f ' = 0 (om maxima en
minima te vinden) en in dat geval kun je gewoon de teller gelijk aan nul
stellen:
breuk = 0 ⇒
teller = 0
OPGAVEN
1.
Geef de afgeleiden van de volgende
functies:
a.
e.
b.
f.
c.
g.
d.
h.
2.
Gegeven is de functie:
Je kunt de afgeleide daarvan berekenen
met de quotiëntregel maar ook door de breuk eerst in twee
aparte breuken te splitsen. Bereken op deze twee manieren de
afgeleide van f en laat zien dat de
beide manieren hetzelfde resultaat geven.
3.
Gegeven is de functie
a.
Geef een vergelijking van de raaklijn
in het punt van de grafiek waarvoor x = 1,5.
b.
Bereken algebraïsch in twee decimalen
nauwkeurig de afstand tussen
het maximum en het minimum van de grafiek van deze functie.
4.
Laat zien dat de functie:
voor elke a > 0 een extreme waarde van y =
Öa
heeft.
5.
Een handelaar in vuurwerk verkoopt
standaardpakketten voor 12 euro. Hij merkt echter dat
hij meer pakketten verkoopt als hij de prijs verlaagt. De
volgende formule geldt:
Daarin is q het aantal
verkochte pakketten en p de prijs in euro per pakket.
a.
Toon algebraïsch aan dat bij
verhoging van de prijs het aantal verkochte pakketten inderdaad
alsmaar zal afnemen.
b.
Met welke snelheid neemt de verkoop
af bij een prijs van 16 euro?