|
|
Raaklijnen aan een ellips. |
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
|
1. Een formule opstellen.
Dat gaat op dezelfde manier als bij een parabool. Door impliciet
differentiëren vinden we eerst de helling a. Daarna volgt b
door het raakpunt in te vullen.
En de lijn loodrecht op de ellips (de normaal) vinden we door te stellen
dat loodrecht stand geldt a1• a2
= -1
Voorbeeld 1.
Gegeven is de ellips 16x2 + 25y2
-
100 = 0
Geef de vergelijkingen van de raaklijn en de normaal in het punt (2,
1.2)
oplossing:
32x + 50y • y' = 0 ⇒
y' = -32x/50y
dus in dit punt is y' = -32•2/50•1.2
= -16/15.
De raaklijn is y = -16/15x
+ b dus moet gelden 1,2 = -16/15
• 2 + b ⇒ b = 31/3
dat geeft als raaklijn y = -16/15x
+ 31/3
De normaal heeft dan helling a = 15/16.
De normaal is y = 15/16x
+ b dus moet gelden 1,2 = 15/16
• 2 + b ⇒ b = -27/40
dat geeft als normaal y = -15/16x
- 27/40
Voorbeeld 2.
De lijn y = 0,5x + b is een
raaklijn van de ellips 4x2 + 2y2
= 81. Bereken b
oplossing:
De helling van de ellips: 8x + 4y • y'
= 0 ⇒ y = -8x/4y
en dat moet gelijk zijn aan 0,5.
Dat geeft y = -4x en dat kun je vervolgens
invullen in de vergelijking van de ellips:
4x2 + 2(-4x)2 = 81
⇒ 36x2 =
81 ⇒ x =
±
1,5
x = ±1,5 geeft
y = ±6. Controleren
met de helling geeft als mogelijkheden (-1.5, 6) en (1.5, -6)
(-1.5, 6) geeft 6 = 0,5 • -1,5 + b
ofwel b = 6,75
(1.5, -6) geeft -6 = 0,5 • 1,5 + b ofwel
b = -6,75 |
|
|
Een andere en ook erg snelle
manier om raaklijnen bij een ellips op te stellen is het gebruik van
poollijnen.
Dat zullen we tot latere les bewaren..... |
|
|
|
|
1. |
Geef een vergelijking van de raaklijnen aan de
ellipsen in punt P voor de volgende gevallen: |
|
|
|
|
|
a. |
2x2 + 5y2 =
88 in het punt P(-2, 4) |
|
|
b. |
6x2 + 3y2
-
81 = 0 in het punt P(-1, -5) |
|
|
c. |
y2 + 2x2 + 8y
- 4x + 12 = 0 in het punt P(2, -2) |
|
|
d. |
2(y + 3)2 + 3(x
- 1)2
= 29 in het punt P(4, -2) |
|
|
|
|
|
2. |
Geef een vergelijking van de lijnen
die de ellipsen loodrecht snijden in punt P voor de volgende
gevallen: |
|
|
|
|
|
a. |
x²/15
+ y²/10
= 1 in het punt P(3, -2) |
|
|
b. |
4(x + 1)2 = 41
- y2
in het punt P(-3, 5) |
|
|
|
|
|
3. |
Gegeven is de ellips ax2
- 10x + 2y2 = 8.
De lijn y = 2x blijkt een raaklijn aan deze ellips
te zijn.
Daaruit volgt a = 5/x
- 8 |
|
|
|
|
|
a. |
Toon dat aan. |
|
|
b. |
Gebruik dit verband plus het feit dat y =
2x om de waarde van a te berekenen. |
|
|
c. |
Bereken de waarde van a ook met behulp
van de discriminant-methode: die zegt dat er maar één oplossing
mag zijn als je de raaklijn met de ellips zelf snijdt. |
|
|
|
|
|
4. |
Er zijn twee lijnen met
richtingscoëfficiënt 4 die de ellips 2x2
+ y2 = 81 raken. |
|
|
|
|
|
a. |
Geef de vergelijking van die twee lijnen |
|
|
|
|
|
|
b. |
Bereken de afstand tussen die twee lijnen |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2. Een belangrijke
eigenschap. |
|
|
Een belangrijke eigenschap van
raaklijnen aan een ellips kun je vinden door je te beseffen dat de
ellips de conflictlijn was van een cirkel en een punt
Omdat F2 het middelpunt is, is F2Q de straal van
de cirkel. Laat lijn l nu de middelloodlijn van F1Q
zijn. Omdat PF1 = PQ ligt P dus op l.
Hmmm...
Als we nou kunnen aantonen dat P het enige punt van l is
dat op de ellips ligt, dan hebben we bewezen dat l de raaklijn
aan de ellips is.
Stel dat er nóg een punt S op l ligt en ook op de ellips....
Dan geldt SF1 = SQ (want l is middelloodlijn).
En ook F2S + SF1 = r (want S
ligt op de ellips)
Maar dan is F2S + SQ = r
Dat kan niet, immers er is maar één kortste verbinding r
tussen middelpunt F2 en punt op de cirkel Q. F2SQ
kan niet één rechte lijn zijn, want dat is F2PQ al.
Conclusie:
|
de raaklijn aan de ellips is de middelloodlijn
van QF1 |
|
|
|
|
Dat heeft een belangrijk gevolg. Denk de
ellips even weg en bekijk de tekening hiernaast. Omdat de raaklijn ook
de middelloodlijn is, is driehoek PF1Q gelijkbenig, dus zijn
de beide blauwe hoeken bij punt P in driehoek PQF1 gelijk.
Maar vanwege overstaande hoeken is ook die derde blauwe hoek daaraan gelijk.
Belangrijke conclusie: |
|
|
|
De raaklijn aan een punt
P van een ellips maakt gelijke hoeken met PF1
en PF2
|
|
|
|
Dat heeft belangrijke natuurkundige gevolgen,
omdat voor weerkaatsing van licht en geluid geldt dat de hoek van inval
gelijk is aan de hoek van terugkaatsing.
Zet bijvoorbeeld een lamp in één van de brandpunten. Dan zullen alle
lichtstralen die die lamp uitzendt, na weerkaatsing door het andere
brandpunt gaan.
|
|
Handig om een lampje te maken dat
licht vooral naar één punt toe weerkaatst, bijvoorbeeld voor een
tandarts die één plekje in je mond heel fel wil verlichten.
|
En voor geluid geldt hetzelfde. Ook daar
geldt "hoek van inval = hoek van weerkaatsing". Dat betekent dat als iemand in een
ellipsvormige kamer in het ene brandpunt staat en iets fluistert, alle
geluid wordt weerkaatst naar het andere brandpunt. Daar kun je het geluid goed horen, veel en
veel beter dan op een andere plek in de kamer.
Het Capitool heeft zo'n beroemde "fluisterkamer" (Statuary Hall) waarin
vroeger het Huis van Afgevaardigden plaatsnam. Je kunt je voorstellen
dat congreslieden er een geweldige hekel aan hadden dat (geheime)
gesprekken op de ene plaats duidelijk op de andere gehoord konden
worden! Het verhaal gaat dat John Quincy Adams de kamer doelbewust
gebruikte om gesprekken van politieke tegenstanders af te luisteren. |
|
|
|
|
|
5. |
Als een lichtstraal tussen beide
brandpunten doorgaat (zoals straal A hiernaast) dan zullen alle
weerkaatsingen daarvan óók tussen de brandpunten doorgaan.
Als een lichtstraal (zoals B hiernaast) niet tussen de
brandpunten doorgaat dan zullen alle weerkaatsingen dat óók niet
doen.
Leg duidelijk uit waarom dat zo is. |
|
|
|
|
|
6. |
Examenvraagstuk VWO Wiskunde B,
2001.
Van twee congruente
ellipsen liggen de brandpunten op de hoeken van een vierkant. Zie
de figuur hiernaast. De ellipsen snijden elkaar in de middens van de
zijden van het vierkant.
In elk van de snijpunten van de ellipsen is de hoek tussen de raaklijnen
even groot.
Bereken deze hoek in graden nauwkeurig. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
7. |
Examenvraagstuk VWO Wiskunde B,
2003.
Twee ellipsen hebben het brandpunt F1
gemeenschappelijk; de andere twee brandpunten zijn F2 en F3.
De ellipsen snijden elkaar in punt P. Zie de figuur hieronder. |
|
|
|
|
|
|
|
De raaklijnen in P aan de twee
ellipsen maken vier hoeken met elkaar. De hoek tussen de twee halve
raaklijnen die geheel buiten de ellipsen liggen noemen we
α.
Bewijs dat geldt: ∠F2PF3
= 2α |
|
|
|
|
8. |
Examenvraagstuk VWO Wiskunde B,
2004.
In de figuur hiernaast is een
vierkant getekend met daarin een ellips die raakt aan de vier zijden van
het vierkant.
P, Q, R en S zijn de hoekpunten van het vierkant. A, B, C en D
zijn de raakpunten van de ellips met het vierkant. F1 en F2
zijn de brandpunten van de ellips. De lijn PR is een symmetrieas van
deze figuur.
Er geldt: ∠PAF1 = ∠QBF1
Toon dat aan. |
|
|
|
|
|
9. |
Een ellips rolt langs de
buitenkant van een andere, identieke, ellips. In de beginsituatie
liggen de lange assen precies op één lijn. Zie de volgende figuur. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bewijs dat brandpunt V1
van de rollende ellips een cirkel beschrijft met als middelpunt het
brandpunt F1 van de vaste ellips. |
|
|
|
|
|
|
|
|
10. |
P is
een punt op een ellips met brandpunten F1 en F2 en
middelpunt M.
r is de raaklijn aan de ellips in punt P.
l is een lijn door F2 loodrecht op r
S is het snijpunt van l en r |
|
|
|
|
|
a. |
Bewijs
dat MS = 0,5 •(PF1 + PF2) |
|
|
|
|
b. |
Wat betekent deze
eigenschap voor de meetkundige plaats van alle punten S? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
|