|
|
Schaduwen. |
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
|
Oud-Indische
wijsheid: Waar schaduw is, is licht.
Nou zijn er vanuit wiskundig oogpunt gezien, twee verschillende soorten
lichtstralen. Op de eerste plaats heb je lichtstralen die vanuit één
punt komen (zoals van een lamp als je er niet al te dicht bij staat
tenminste). Zo'n lamp noemen we dan een puntvormige lichtbron.
En op de tweede plaats zijn er evenwijdige lichtstralen (zoals bij
benadering het licht van de zon).
Als we een lichtstraal wiskundig als een rechte lijn zien, zullen we in
het eerste geval te maken hebben met rechte lijnen die elkaar in één
punt snijden, en in het tweede geval met evenwijdige lijnen. Nogal
verschillend dus.
Laten we beide gevallen apart behandelen. |
|
|
1.
Lichtstralen vanuit één punt. |
|
|
Als lichtstralen vanuit een puntvormige
lichtbron (L) op een object vormen, en je wilt de schaduw daarvan
tekenen, bekijk dan de lichtstralen die door de hoekpunten van dat
object gaan.
Hiernaast staat een lichtbron L.
We gaan het schaduwpunt van hoekpunt G van de kubus zoeken.
Omdat het een puntvormige lichtbron is gaat er precies één lichtstraal
van af L door G. Die lichtstraal is hiernaast getekend.
De grote vraag is nu natuurlijk: waar komt deze lichtstraal op de
bodem terecht?
Ergens daar bij dat vraagteken, maar waar precies??? |
|
De oplossing is eenvoudig.
Stel dat die lichtstraal een buis is die vanaf L steeds langer wordt
gemaakt richting G. Waar raakt deze buis dan de grond?
Nou, als je alles van boven verlicht dan zie je op de grond de schaduw
van deze buis (hihi: de schaduw van een lichtstraal!?!)
Ik beweer: het punt waar de buis de grond raakt is ook het punt waar hij
zijn schaduw "ontmoet".
Het gezochte punt is het snijpunt van de buis en zijn schaduw.
Maar van die schaduw weten we dat hij door het punt recht onder G loopt
(de projectie van G op de bodem; laat G gewoon "recht omlaag vallen").
Door nu vanaf L allemaal lichtstralen naar de bovenhoeken van de kubus
te tekenen en die te snijden met de bijbehorende grondlijnen vind je de
schaduwpunten van alle hoekpunten.
Daarmee kun je de schaduw tekenen, zoals je hieronder ziet. |
|
|
|
|
|
|
Links zijn de schaduwpunten van
E, F, G en H getekend. Rechts zijn die schaduwpunten met elkaar
verbonden en is de schaduw blauw gekleurd. |
Het valt je misschien op dat het eigenlijk niet nodig was om punt E' te
tekenen. Het is ook geen "echt" schaduwpunt. Toch is het wel handig om
ook zulke punten te tekenen. Ze helpen soms bij het tekenen van de
uiteindelijke vorm van de schaduw.
Verder valt het misschien op dat bijvoorbeeld F'G' evenwijdig is aan FG.
Dat is geen toeval. Lijnen die horizontaal lopen geven schaduwlijnen die
daaraan evenwijdig zijn. Dat komt eigenlijk allemaal weer door die
drievlakkenstelling: Als twee evenwijdige vlakken (grondvlak en
EFGH) worden gesneden door een derde vlak (het vlak waar de lichtstralen
LF en LG in liggen) dan zijn de snijlijnen evenwijdig! |
|
|
horizontale lijnen geven evenwijdige
schaduwlijnen |
|
|
|
Voorbeeld 1.
Teken de schaduw van het voorwerp hiernaast
ten gevolge van de lichtbron L. |
|
|
Nou, gewoon doen zoals hierboven.
Hopelijk spreekt de tekening hieronder voor zich.
(Ik neem aan dat het je opvalt dat A'B' evenwijdig is aan AB, en
G'H' aan GH enzovoorts) |
|
|
|
|
|
|
|
2.
Evenwijdige lichtstralen. |
|
|
Evenwijdige lichtstralen zie je
elke dag: het licht van de zon. De Pietjes Precies onder ons zullen
aanvoeren dat die stralen niet helemaal evenwijdig zijn, maar dat de
situatie is zoals hieronder geschetst. |
|
|
|
|
|
Ik heb de grootte van de hoek
Δα
geschat. Neem maar een gelijkbenige driehoek met een hoogtelijn van 150
miljoen km (de afstand aarde-zon) en een basis van bijvoorbeeld 10 meter
(de lengte van het huisje). Dan
is de tophoek 0,0000000038º. Niet meetbaar dus. Die stralen zijn echt
voor alle praktische toepassingen evenwijdig.
En ook als je de diameter van de zon meerekent zou je van de
linkerkant van de zon een straal onder een andere hoek dan van de
rechterkant van de zon krijgen. Het hoekverschil daartussen is 0,3º en
dat is nog steeds maar erg weinig (de diameter is 1,4 • 106
km, dus reken dat zelf maar na). |
|
|
Als je nu een schaduw wilt gaan tekenen dan
zal gegeven moeten worden welke richting die lichtstralen (die allemaal
evenwijdig zijn) hebben.
Neem bijvoorbeeld de kubus hiernaast, waarvan we de schaduw willen
tekenen, en waarbij gegeven is dat de lichtstralen allemaal evenwijdig
aan HP zijn.
We gaan weer vanaf de hoekpunten E, F, G en H lichtstralen tekenen
evenwijdig aan HP. Hiernaast is dat vanaf punt E al gedaan.
De vraag is natuurlijk weer: "Waar komt deze straal op het
bodemvlak terecht?"
Het is gelukkig allemaal erg eenvoudig, als je het volgende maar
bedenkt:
|
Als lijnen evenwijdig zijn,
dan
zijn hun projecties dat ook. |
|
|
|
|
De "grondlijn" die bij HP hoort is lijn DP.
Dus is de grondlijn die bij die straal vanaf E hoort daar evenwijdig
aan.
Dat geeft de lijn AE' hiernaast en dus ook het snijpunt E'.
(Je kunt het trouwens ook zó zien: omdat EE' evenwijdig is aan HP
liggen die twee lijnen in één vlak. Dat moet dan wel vlak HEP zijn, en
dat is hetzelfde als vlak EHCB. E' ligt daarom op het verlengde van BC) |
|
Ook vanaf de andere punten deze manier
gebruiken levert dan uiteindelijk de schaduw hiernaast op.
|
|
|
|
|
|
OPGAVEN |
|
|
|