| 
		
			
				|  |  |  
				| De symmetrieën van 
				een vierkant | © h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
		 |  | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | De allereerste vraag daarbij is
		"Hoeveel symmetrieën zijn er eigenlijk?" Dat kun je ontdekken door naar de hoekpunten te kijken. Noem de 
		hoekpunten ABCD, dan zijn er 4! = 24 mogelijke volgorden van die 
		hoekpunten (aantal permutaties, weet je nog?). Betekent dat dat er dan 
		ook 24 symmetrieën zijn?
 
 Gelukkig niet.
 
 Het zit hem erin dat de afstanden AC en BD (de diagonalen) langer zijn 
		dan de zijden. Als bij de beeldfiguur de afstanden gelijk moeten 
		blijven, dan mogen dus A en C en ook B en D niet naast elkaar komen te 
		liggen.
 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | ABCD  
		BACD   CABD  
		DABC ABDC   BADC  
		CADB   DACB
 ACBD   BCAD  
		CBAD   DBAC
 ACDB   BCDA  
		CBDA   DBCA
 ADBC   BDAC  
		CDAB   DCAB
 ADCB   BDCA  
		CDBA   DCBA
 | Van de 24 permutaties blijven er 
		nog maar 8 over. Dat zijn:
 
 •  de identiteit I
 •  spiegelen in de lijnen 1, 2, 3, 4
 •  draaien over  90º, 180º, 270º
 | 
		 | 
    
      | (Die symmetrieën had 
		je natuurlijk ook wel meteen uit de tekening van het vierkant kunnen 
		halen, maar ik wou even laten zien dat het aantal elementen vaak te 
		maken heeft met permutaties; verderop daarover meer). | 
    
      |  | 
    
      | De 8 symmetrieeën van het vierkant 
		vormen groep D4. | 
    
      |  | 
    
      | Ook hier is 
		natuurlijk weer zo'n "na-elkaar-uitvoeren" tabel voor te maken. | 
    
      | Die zie je hiernaast Denk eraan:  de bewerking in de kolom (vooraan) komt na de 
		bewerking in de rij (bovenaan). Waarom dat van belang is? Nou, zoals je 
		aan de tabel wel ziet geldt in deze groep de commutatieve eigenschap 
		NIET! De tabel is niet symmetrisch ten opzichte van de hoofddiagonaal.
 Zo is bijvoorbeeld  S1 o S2 = R270  
		en  S2 o S1 = R90.
 
 Verder staat er op de hoofddiagonaal niet meer elke keer de I. Bij R90 
		en R270 niet. Dat betekent dat die niet orde 2 hebben. Ga 
		zelf maar na dat ze zelfs orde 4 hebben.
 
 Er is nog iets interessants met deze groep aan de hand. Bekijk 
		bijvoorbeeld alleen de draaiing over 90º, R90, en de 
		spiegeling in de x-as (S2)
 | 
			
				
					| o | I | S1 | S2 | S3 | S4 | R90 | R180 | R270 |  
					| I | I | S1 | S2 | S3 | S4 | R90 | R180 | R270 |  
					| S1 | S1 | I | R270 | R180 | R90 | S4 | S3 | S2 |  
					| S2 | S2 | R90 | I | R270 | R180 | S1 | S4 | S3 |  
					| S3 | S3 | R180 | R90 | I | R270 | S2 | S1 | S4 |  
					| S4 | S4 | R270 | R180 | R90 | I | S3 | S2 | S1 |  
					| R90 | R90 | S2 | S3 | S4 | S1 | R180 | R270 | I |  
					| R180 | R180 | S3 | S4 | S1 | S2 | R270 | I | R90 |  
					| R270 | R270 | S4 | S1 | S2 | S3 | I | R90 | R180 |  | 
    
      | Als je die 
		herhaaldelijk gaat toepassen, krijg je alle andere symmetrieën, kijk 
		maar: | 
    
      | R90 o S2 
		= S3, R90 o S3 = R90 o (R90 o S2) 
		= S4,
 R90 o S4 = (R90 o (R90 o (R90 
		o S2) = S1
 S2 o S2 = I
 R90 o R90 = R180
 R180 o R90 = (R90 o R90) o R90 
		= R270
 
 En zo hebben we al de andere symmetrieën samengesteld uit alleen maar S2 
		en R90. We zeggen daarom dat D4 wordt 
		 
		voortgebracht door S2 en R90.
 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | 
			
				
					| D4 wordt voortgebracht door  
					S2 en R90 |  | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | 
			
				| 1. | Door welke andere combinaties van twee 
				symmetrieën wordt D4 nog meer voortgebracht? |  
				|  |  |  |  |  |  | 
    
      | Maar omdat dat zo is, 
		kun je elke symmetrie uit de verzameling D4 ook wel schrijven 
		als  R90i o S2j 
		(een aantal maal R90 en S2 na elkaar). Noem 
		die twee basissymmetrieën even R en S (dus laat de 90 en 
		2 uit luiheid even weg), dan is elke symmetrie dus te schrijven 
		als Ri o Sj . En die zijn razendsnel 
		met elkaar te vermenigvuldigen. Kijk maar:
 | 
    
      | • | Ra 
		o Rb  = Ra + b   
		waarbij a + b  modulo 4 gerekend mogen worden. Klopt natuurlijk:  als je eerst b keer over 90º draait en 
		daarna nog a keer, dan draai je in totaal a + b 
		keer over 90º, en dat mag modulo 4, immers elke vier keer over 90º 
		draaien levert niets op.
 | 
    
      | • | Sa 
		o Sb = Sa + b   waarbij
		a + b  modulo 2 gerekend mogen worden. Klopt natuurlijk:  elke twee keer spiegelen in dezelfde lijn levert 
		samen niets op.
 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | En ook als de S en R 
		in een andere volgorde staan kun je ze snel verwisselen: Omdat Ra o S een spiegeling is (kijk maar in de 
		tabel), is de orde ervan 2, dus geldt  (Ra 
		o S) o (Ra o S) = 
		I
 
 Pas nu beide kanten R-a toe:    
		R-a o (Ra o S) 
		o (Ra o S) = S o (Ra o S) 
		= R-a o I  = R-a
 (Daar aan de linkerkant hebben de R-a en Ra  
		elkaar opgeheven).
 
 Pas nu beide kanten nog een keer S toe:  S 
		o (S o (Ra o S)) = Ra o S 
		= S o R-a
 (Daar aan de linkerkant hebben nu S en S elkaar opgeheven).
 Dat geeft de verwisselregel:
 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | Voorbeeld:  
		bereken  R2 o S o R o S o R-3 o R o S R2 o S o R o S o (R-3 o R) o S = R2 o S 
		o R o S o R-2 o S   (R samennemen)
 R2 o S o R o (S o R-2) o S = R2 o S o R 
		o (R2 o S) o S   (verwisselregel)
 R2 o S o (R o R2) o (S o S) = R2 o S o 
		R3   (R en S samennemen)
 R2 o S o R3  = R2 o R-3 
		o S   (verwisselregel)
 R-1 o S
 R3 o S
 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | Permutaties en Cykelnotatie. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | We zagen hierboven al 
		hoe je ook de 8 symmetrieën van het vierkant als een permutatie kunt 
		opschrijven. Je kijkt gewoon welk hoekpunt wáár terechtkomt. Dat gaf 
		deze 8 mogelijkheden: ABCD, ADCB, BADC, BCDA, CBAD, CDAB, DABC, DCBA.
 
 Door alleen aan te geven welke hoekpunten veranderen, en waar die 
		terechtkomen kan het nog effectiever genoteerd worden. Neem bijvoorbeeld  
		ADCB. Daarin zijn A en C op hun plaats gebleven, en B en D verwisseld.
 Dat geven we aan met (BD) en dat betekent:  B gaat naar D en D gaat 
		naar B. Degenen die niet genoemd worden blijven automatisch op hun 
		plaats. Dat tussen haakjes heet een  
		cykel.  Vrij 
		vertaald een "kringetje"; het geeft inderdaad aan hoe de punten in een 
		kringetje achter elkaar aan draaien. Dus  (BAC) zou betekenen:  
		B gaat naar A, A gaat naar C en C gaat naar B (de laatste begint weer 
		vooraan).
 
 Dus  (ADC) zou betekenen:   A gaat naar D, D gaat naar C 
		en C gaat naar A, en B blijft op zijn plaats.
 Dus  (AD)(BC)  zou betekenen:  A gaat naar D en D gaat 
		naar A, en B gaat naar C en C gaat naar B.
 
 Deze laatste twee zijn uiteraard geen symmetrieën van het 
		vierkant.....Dat had je hopelijk al wel gezien....
 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | Hieronder zie je de 
		verzameling van alle mogelijke permutaties van 4 hoekpunten (S4),  
		met daarin de deelverzamelingen V4 en D4 zie we 
		tot nu toe al vonden aangegeven. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | 
		 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | Je ziet dat V4 
		een deelverzameling van D4 is, en D4 weer van S4. De elementen R en S die we hierboven gebruikten om de hele D4 
		voort te brengen zou je kunnen aan geven als  R = (BCDA)  en  
		S = (DCBA)
 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | Een eigenschap van S4. | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | De hele verzameling S4 
		(alle permutaties) heeft ook een aardige eigenschap, en dat is, dat hij 
		helemaal wordt voortgebracht door de transposities. Een transpositie is 
		een verwisseling van twee hoekpunten met elkaar. Het 
		blijkt dus dat je door alleen maar verwisselingen toe te passen elke 
		permutatie kunt "maken". Het bewijs daarvan is een sterk staaltje van volledige inductie, 
		en moet je hiernaast maar lezen als het je interesseert.
 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | 
			
				
					| S4 wordt voortgebracht door 
					transposities. |  | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | Kunnen we ons iets 
		voorstellen bij de hele groep S4? Jazeker.
 Als alle 24 permutaties mogelijk moeten zijn, dan moeten dus alle 
		afstanden van de punten A, B, C en D gelijk zijn.
 Dat kan bijvoorbeeld door de symmetrieën van het regelmatige viervlak 
		hiernaast te bekijken.
 
 Dan kun je nu eenvoudig aantonen door de stelling over de transposities 
		hierboven te gebruiken. Een transpositie (verwisseling van twee 
		hoekpunten) is van het viervlak altijd een symmetrie. Kijk bijvoorbeeld 
		naar de transpositie (AB). Dat is hetzelfde als de figuur spiegelen in 
		het middelloodvlak van AB (dat door C en D gaat)
 | 
		 | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | Zo kun  je 
		elke transpositie als een spiegeling in een middelloodvlak 
		voorstellen. Dus elke transpositie is een symmetrie, dus alle 24 
		elementen van S4 zijn te maken (want die zijn allemaal te 
		maken uit de transposities zei onze stelling immers....?  
		toch........??). | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      |  |  |  |  | 
    
      | © h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
		 |