10. |
Een bedelketting is een
ketting waaraan je losse figuurtjes kunt hangen; de zogenaamde
“bedeltjes”. Hiernaast zie je een bedelketting met 7 bedeltjes
eraan. Kitty heeft maar liefst 10 zulke bedeltjes. Ze zijn
allemaal verschillend, maar het zijn 4 dierenafbeeldingen, 3
muziekinstrumenten en 3 hartjes. |
|
|
|
|
|
a. |
Op hoeveel verschillende manieren kan zij er een
halsketting van maken? |
|
|
|
|
|
b. |
Op hoeveel verschillende manieren
kan ze er een halsketting van maken als ze alle dieren naast
elkaar wil hebben hangen en alle hartjes ook? |
|
|
|
|
|
Een bedelarmband werkt hetzelfde,
alleen die hang je om je pols. Die kan dus vrij ronddraaien.
Neem aan dat het sluitinkje van de armband niet zichtbaar is. |
|
|
|
|
|
c. |
Hoeveel verschillende bedelarmbanden
kan Kitty van haar 10 bedeltjes maken? (elke volgorde kan) |
|
|
|
|
|
|
|
|
11. |
In een museum heeft men permanent
één themazaaltje met alleen schilderijen van Hollandse meesters.
Men heeft in de collectie 5 schilderijen van Frans Hals, 6
schilderijen van Johannes Vermeer, 3 schilderijen van Rembrandt
van Rijn en 6 schilderijen van Jan Steen.
In het zaaltje hangen in totaal 10 schilderijen in één lange
rij naast elkaar, de rest ligt in het magazijn. Elke week
verandert men de collectie die tentoongesteld wordt. |
|
|
|
|
|
a. |
Hoeveel weken kan men het volhouden
dat er nooit precies dezelfde collectie hangt die er al een week
eerder hing? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
b. |
Als men de collectie voor de
volgende week heeft uitgekozen, op hoeveel verschillende
manieren kan die dan opgehangen worden? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
c. |
De collectie voor de
volgende week is 3 schilderijen van Rembrandt, 5 van Hals en 2
van Steen Op hoeveel manieren kan men deze 10
schilderijen ophangen als de schilderijen van dezelfde schilders
allemaal naast elkaar moeten hangen? |
|
|
|
|
|
d. |
Hoeveel mogelijkheden zijn er als men eerst 10 schilderijen
uitkiest, en dan deze op een rij gaat hangen waarbij alle
schilderijen van Rembrandt naast elkaar moeten hangen? |
|
|
|
|
|
|
|
|
12. |
Zes mensen gaan
gezellig samen uit eten. Ze gaan een maaltijd bestellen,
bestaande uit een voorgerecht, een hoofdgerecht en een
nagerecht. Het restaurant heeft de beschikking over 8
verschillende voorgerechten, 10 hoofdgerechten en 6 nagerechten. |
|
|
|
|
a. |
Op hoeveel verschillende manieren
kunnen deze zes mensen een maaltijd nuttigen? |
|
|
|
|
|
b. |
Op hoeveel manieren kan dat als geen
enkel gerecht meer dan één keer wordt besteld? |
|
|
|
|
|
|
|
|
13. |
Een tuinder gaat 3
eiken, 4 wilgen en 5 berken op een lange rij planten.
De bomen zijn allemaal verschillend.
Hij wil ze graag zo plaatsen dat er geen twee berken naast
elkaar staan.
Daarom plant hij eerst de wilgen en de eiken en laat er
voldoende ruimte tussen |
|
|
|
|
|
a. |
Op hoeveel manieren kan
hij de wilgen en de eiken planten? |
|
|
|
|
|
b. |
Op hoeveel manieren kan hij
vervolgens de 5 berken daar tussenin planten? |
|
|
|
|
|
c. |
Hoeveel manieren zijn er in totaal
om de bomen zo te planten dat er geen twee berken naast elkaar
staan? |
|
|
|
|
|
d. |
Hoe veranderen de bovenstaande
antwoorden als de bomen van één soort niet van elkaar te
onderscheiden zijn? |
|
|
|
a wordt 7 nCr 3
b wordt 8 nCr 5 |
|
|
|
|
|
14. |
Wapenkunde vindt zijn
oorsprong in de middeleeuwen bij de ridders en tornooien. Om
zich tijdens steekspelen te beschermen staken de ridders zich in
harnassen. Hierdoor werden ze onherkenbaar voor elkaar.
Daarom bracht men op het schild een kleurcode aan. Men kon
kiezen uit 2 metaalkleuren (goud (geel) en zilver (wit)) en 5
specifieke grondkleuren (keel (rood), azuur (blauw), sinopel
(groen), purper (violet) en sabel (zwart)). Men deelde het
schild in 2 of in 4 vakken en kleurde deze in. Hiernaast zie je
van beide mogelijke indelingen van zulke "basiswapenschilden"
een voorbeeld.
De regel was dat nooit twee grondkleuren of twee metaalkleuren
aan elkaar mochten grenzen. |
|
|
En later werden daar
natuurlijk nog versieringen in aangebracht (zoals je hiernaast
ziet), maar we richten ons in deze opgave alleen op de
basisschilden.
Hoeveel verschillende basisschilden waren er mogelijk met de
kleuren en de indeling zoals hierboven genoemd is? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
15. |
Hiernaast zie je een
schilderij van de schilder Piet Mondriaan. Het bestaat uit een
onregelmatig patroon van rechthoeken, die gekleurd zijn in de
kleuren wit, blauw, geel of rood.
Stel dat Mondriaan eerst de rechthoeken heeft getekend en daarna
pas bij elke rechthoek besloot welke kleur die zou krijgen. |
|
|
|
|
|
a. |
Hoeveel verschillende kleuringen waren dan
mogelijk? |
|
|
|
|
b. |
Hoeveel verschillen de kleuringen waren mogelijk
met precies zes witte rechthoeken? |
|
|
|
|
|
|
|
16. |
Een dierentuininkoper
gaat op zoek naar Antilopes, Beren, Chimpansees en Dromedarissen
om te kopen.
In totaal gaat hij 30 beesten kopen, minstens één van elke
soort.
Als hij ze naast elkaar zet geeft dat een rij van 30 beesten:
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
Hoeveel verschillende aankopen zijn er mogelijk? |
|
|
|
|
|
|
|
|
17 |
Neem de getallen 1, 2,
3, ..., 30.
Een erg lastig probleem is: Op hoeveel manieren kun je
hier drie verschillende getallen uit halen zodat de som ervan deelbaar door
drie is?
Het probleem is op te lossen door de getallen in drie klassen in
te delen:
Klasse I: getallen deelbaar door 3.
Klasse II: getallen die bij deling door 3 rest 1 opleveren.
Klasse III: getallen die bij deling door 3 rest 2
opleveren. |
|
|
|
|
|
a. |
De som van drie getallen is deelbaar
door 3 als die getallen allemaal uit dezelfde klasse komen óf
allemaal uit een verschillende klasse. Toon dat aan. |
|
|
|
|
|
b. |
Beantwoord de beginvraag. |
|
|
|
|
|
|
|
|
18. |
Kleine Tim gaat in de
snoepwinkel 12 snoepjes kopen. Hij wil van elk soort snoep
minstens één snoepje.
De snoepwinkel heeft 4 verschillende soorten snoepjes in
voorraad.
Op hoeveel verschillende manieren kan Tim snoepjes gaan kopen? |
|
|
|
|
|
|
|
|
19. |
examenvraagstuk HAVO
wiskunde A, 1992. |
|
|
|
|
|
Als je in Budapest met de metro wilt reizen, moet je
eerst een kaartje kopen. Zo'n kaartje is voorzien van negen vakjes met
daarin de cijfers 1 tot en met 9 (zie figuur). Zodra je bent ingestapt
moet je je kaartje in een ponsapparaatje steken (volgens de pijlrichting
en met de bedrukte zijde boven). Eén of meer (maximaal 9) cijfers worden
dan in één keer weg geponst. Daarmee is aan het kaartje te zien in welke
trein je reis is begonnen.
Hiernaast zie je een afbeelding van een gebruikt kaartje, waarbij de
vakjes 1, 6 en 9 zijn voorzien van een gaatje. |
|
|
|
|
|
|
a. |
Bereken op hoeveel verschillende manieren er
in een kaartje 3 gaatjes kunnen worden geponst. |
|
|
|
|
|
In een kaartje worden 2 gaatjes geponst die
niet in dezelfde rij of kolom zitten. |
|
|
|
|
|
b. |
Hoeveel verschillende mogelijkheden zijn er?
Licht je antwoord toe. |
|
|
|
|
|
Het aantal cijfers dat wordt weg geponst mag
variëren van 1 tot en met 9. Op een dag rijden op het metronet 400
treinen. |
|
|
|
|
|
c. |
Is het mogelijk dat in elke trein op een
verschillende wijze gaatjes in een kaartje worden geponst? Licht je
antwoord toe. |
|
|
|
|
20. |
examenvraagstuk VWO
wiskunde A, 2014. |
|
|
|
|
|
Op de foto zie je een stad van keramiek,
gemaakt door de kunstenares Elly van de Merwe.
De huisjes zijn in 3 rijen geplaatst. Er zijn 13 huisjes in het
kunstwerk zelf en er is nog 1 reservehuisje.
De voorste rij heeft 4 posities om huisjes te plaatsen, de middelste
rij heeft 5 posities en de achterste rij weer 4 posities.
De opstelling van de huisjes kan veranderd worden. Je kunt daarbij
de huisjes op de voorste rij en de huisjes op de middelste rij
willekeurig verwisselen.
De huisjes op de achterste rij kunnen alleen onderling verwisseld
worden. Het reservehuisje past alleen op de voorste twee rijen.
Bereken hoeveel opstellingen er mogelijk zijn met de
14 verschillende huisjes. |
|
|
|
|
|
21. |
Olympiadevraagstuk. |
|
Een
streepjescode als hiernaast bestaat uit een aantal strepen, om
en om wit en zwart.
De eerste en de laatste streep zijn zwart.
Elke streep (wit of zwart) heeft breedte 1 óf breedte 2.
De totale breedte is 12. |
|
|
|
|
|
a. |
Leg uit dat het totaal aantal
strepen 7, 9 of 11 is. |
|
|
|
|
b. |
Hoeveel verschillende van deze
streepjescodes zijn mogelijk? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |