|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
Pythagoras strikes again!! |
|
|
|
|
De stelling van
Pythagoras is natuurlijk nog wel uit de onderbouw bekend. (zo niet, dan
moet je eerst dit
doornemen)
In deze les zullen we wat interessantere (lees: "moeilijkere")
toepassingen van deze stelling bekijken. |
|
|
1. Onbekenden . |
|
|
Soms ken je niet eens twee zijden
van een rechthoekige driehoek, maar kun je toch Pythagoras toepassen als
je één of ander extra gegeven weet te vinden. Dat klinkt waarschijnlijk
nogal vaag, maar de volgende voorbeelden zullen wel duidelijk zijn. Het
gaat er steeds om dat je iets eerst "x" noemt, en dan de lengte
van de onbekende zijden met de letter x gaat opschrijven. |
|
|
Voorbeeld 1. Je
geo-driehoek is symmetrisch en heeft een schuine zijde van 15 cm.
Bereken met Pythagoras de lengte van de andere twee zijden.
Die andere zijden zijn even lang. Stel dat ze beiden lengte x
hebben.
Dan geldt x2 + x2 =
152
2x2 = 225 ⇒
x2 = 112,5 ⇒
x = √112,5 ≈
10,6 |
|
|
|
|
Voorbeeld 2.
Een Mercedes begint vanaf een bepaal punt naar het oosten te rijden.
Tegelijkertijd begint een BMW vanaf hetzelfde punt naar het noorden te
rijden.
De BMW rijdt 15 km/uur sneller dan de Mercedes.
Na 1 uur zijn de auto's precies 100 km van elkaar verwijderd. Hoe snel
rijdt de Mercedes?
Stel dat de Mercedes x km/uur rijdt, dan
rijdt de BMW (x + 15) km/uur.
Pythagoras na een uur geeft dan x2 + (x
+ 15)2 = 1002
dus x2 + x2 + 30x + 225
= 10000 ⇒ 2x2 + 30x
- 9775 = 0
De ABC formule geeft dan x ≈
62,8 km/uur
|
|
|
|
|
2.
Pythagoras bij cirkels. |
|
|
|
WÁÁÁÁÁT?
Bij Cirkels???
Dat zijn toch die ronde dingen???
Daar is geen rechte hoek aan te bekennen!!!!
Zal wel een vergissing zijn......
Maar toch is dat niet zo. Bij cirkels zijn juist opvallend véél rechte
hoeken te vinden. Als je maar goed zoekt! |
Dat zit hem in de drie plaatjes hieronder. |
|
|
|
Plaatje 1.
In dit plaatje zie je een lijn getekend die "tegen een cirkel aanligt".
Zo'n lijn heet een raaklijn.
Nou is het zo dat de raaklijn in punt P van de cirkel altijd een
rechte hoek maakt met de lijn vanaf P naar het middelpunt. |
|
|
|
Plaatje 2.
Als je een driehoek maakt met een middellijn van de cirkel en verder een
willekeurig punt P op de cirkel, dan is de hoek bij dat punt P altijd
90º.
Dit is de beroemde "Stelling van Thales".
Denk er goed om dat het alleen geldt voor een middellijn
van de cirkel!!!
. |
|
|
|
Plaatje 3. Als
je twee willekeurige punten P en Q op een cirkel kiest, dan zijn de
afstanden MQ en MQ gelijk (namelijk beiden de straal van de cirkel). Dat
betekent dat driehoek MPQ gelijkbenig is, dus een lijn van M naar het
midden van PQ staat loodrecht op PQ. Dat geeft twee rechthoekige
driehoeken en dus Pythagoras. |
|
|
|
Deze drie eigenschappen maken het
mogelijk bij cirkels heel vaak driehoeken te tekenen met een rechte
hoek, en daar dan Pythagoras op los te laten. Kijk maar: |
|
|
Voorbeeld 3.
Twee cirkels hebben hetzelfde middelpunt en de afstand tussen beide
cirkels is 1 cm. Een lijn tussen de punten P en Q van de buitenste
cirkel raakt de binnenste.
Bereken de straal van de cirkels.De lijn MR van M naar het raakpunt
staat loodrecht op PQ immers het is de hoogtelijn van de gelijkbenige
driehoek MPQ.
Omdat RQ = 0,5PQ = 3 kun je Pythagoras in MRQ toepassen.
Als MR = x dan is MQ = x + 1.
x2 + 32 = (x + 1)2
geeft x2 + 9 = x2 + 2x
+ 1 dus x = 4.
De cirkels hebben dus straal 4 en 5. |
|
|
|
|
Voorbeeld 4. |
|
Cirkels hebben verder de prettige
eigenschap dat alle lijnen van het middelpunt loodrecht naar de omtrek
even lang zijn; namelijk gelijk aan de straal van de cirkel. |
Stel dat je de straal van de middelste cirkel
hiernaast wilt berekenen.
Dan zou ik meteen allemaal lijnen vanaf de middelpunten van die cirkels
gaan tekenen. |
|
Dat is hiernaast gebeurd
Als je de straal van de middelste cirkel nu r noemt dan zie je
hiernaast een rechthoekig driehoekje waarin uiteraard Pythagoras moet
gelden:
362 + r2
= (24 + r)2
1296 + r2 = 576 + 48r + r2
48r = 720
r = 720/48 = 15 |
|
|
|
|
|
OPGAVEN |
|
1. |
De verhoudingen van de lengtes van
de zijden van een A4-papier zijn 1 : √2
Bereken de oppervlakte als de diameter gelijk is aan 363,74 mm
|
|
|
|
|
2. |
Een cirkelvormige klok met straal
12 cm heeft een grote wijzer van 12 cm lang.
Iemand tekent (een paar minuten voor 8 uur) de verticale lijn
door het uiteinde van de kleine wijzer voor zover die op het
oppervlak van de klok valt.
De kleine wijzer verdeelt die lijn in stukken van 4 en 13 cm.
Zie de figuur hiernaast.
Bereken de lengte van de kleine wijzer. |
|
|
|
|
3. |
Toen het meer dichtvroor dreef er een bal op het
water.
Men haalde later de bal uit het ijs
(zonder het ijs te breken).
De opening die in het ijs bleef had een doorsnede van 24 cm
bovenaan en was 8 cm diep.
Vind de straal van deze bal (in cm). |
|
|
|
|
|
4. |
Een vierkant ligt boven
op een gelijkbenige driehoek met twee zijden 10,
Om deze twee figuren past precies een cirkel waarvan het
middelpunt de top van de driehoek is. Die cirkel raakt twee
hoekpunten van het vierkant en van de driehoek.
Bereken de oppervlakte van het vierkant. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
|