Op de vier zijden van een vierhoek
worden vier vierkanten getekend.
De middens van tegenover elkaar liggende vierkanten worden met
elkaar verbonden.
Bewijs dat de twee lijnstukken die dan ontstaan loodrecht op
elkaar staan.
BEWIJS.
Noem de hoekpunten A, B, C en D en stel ze voor als getallen in
het complexe vlak. Stel A = 2a, B = 2b, C = 2c
en D = 2d.
Het midden M van AB is dan het getal a + b
De vector AM wordt gegeven door b - a
Een draaiing met de klok mee over 90º is hetzelfde als een
vermenigvuldiging met -i. AM wordt daardoor MP
waarbij P het midden van het vierkant op AB is.
Vector MP is dus -i(b - a) en punt P
is het punt bij het getal a + b + i(a
- b)
|
|