1. |
a. |
De parabool y = 4x - x2
wordt tussen x = 0 en x = 4 gewenteld om de x-as.
Bereken algebraïsch de inhoud van het omwentelingslichaam dat
zo ontstaat. |
|
|
|
|
|
|
b. |
De halve cirkel y =
√(16
- x2) wordt gewenteld om de x-as.
Bereken algebraïsch de inhoud van de bol die zo ontstaat.
Laat zien dat voor die inhoud geldt I = 4/3πr3 |
|
|
|
|
|
c. |
Het deel van de grafiek y = 6 -
√x
tussen x = 0 en x = 36 wordt gewenteld
om de x-as. Bereken algebraïsch de inhoud van het
omwentelingslichaam dat zo ontstaat. |
|
|
|
|
2. |
Het vlakdeel, ingesloten
door de grafieken van y = x3 en y
= x met x > 0 wordt gewenteld om de
x-as. Bereken algebraïsch de inhoud van het
omwentelingslichaam dat zo ontstaat. |
|
|
|
|
|
|
|
|
3. |
Gegeven
zijn de functies:
f(x) = x • √x
en g(x)
= ax
V is het vlakdeel dat ingesloten wordt door de grafieken van f
en g.
Als V om de x-as gewenteld wordt, dan is de inhoud van
het omwentelingslichaam dat dan ontstaat gelijk aan 211/3π.
Bereken in dat geval het getal a. |
|
|
|
|
|
|
|
|
4. |
Voor de inhoud van een kegel geldt de formule I =
1/3
• pr2 • h
(r is de straal van de grondcirkel en h de
hoogte).
Maar een kegel kun je als omwentelingslichaam zelf maken door
een recht lijnstuk door de oorsprong
tussen x = 0 en x = h te wentelen om de x-as.
Bewijs op deze manier de inhoudsformule hierboven. |
|
|
|
|
Voor de volgende drie
opgaven moet je weten dat de vergelijking van een cirkel met straal
r en middelpunt de oorsprong is:
y2 = r2 - x2
|
|
|
|
|
5. |
Wij
hebben met z'n tweetjes een heerlijk bolletje brood (diameter12)
dat we samen moeten delen. Jij stelt voor om het bolletje langs
twee verticale cirkels door te snijden in drie
"gelijke" stukken (dus AB = BC = CD = 4). Ik zal de
beide buitenste stukken krijgen, jijzelf neemt het middenstuk
Wie krijgt het meeste brood? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
6. |
Een enorm cognacglas bestaat uit een
bol met diameter 10 cm. De opening aan de bovenkant is een
cirkel met diameter 6 cm. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Als je het glas helemaal vol zou
schenken dan gaat er maar liefst ongeveer 0,51 liter in!
Een goede barkeeper schenkt er echter maar een klein laagje
cognac in. Het moet precies zoveel cognac zijn, dat het er nét
niet uitloopt als je het glas op zijn kant legt. Zie de tekening
rechts.Bereken met een integraal hoeveel cognac er in een
goed-ingeschonken glas zit. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
7. |
Een beroemd raadsel gaat als volgt:
|
Midden door een bol wordt een
cilindervormig gat geboord.
De hoogte van de cilinder na het boren is 10 cm.
Bereken de inhoud van het overblijvende gedeelte van de
bol. |
|
|
|
Het lijkt erop alsof je
te weinig informatie hebt, want de straal van de bol is niet
gegeven, en ook de straal van het gat niet. Maar schijn
bedriegt!
De situatie is in de doorsnede hiernaast geschetst. Het felrode deel is
wat er van de bol is overgebleven. Je ziet dat er in totaal een
cilinder met hoogte 10 (lichtrood) plus twee kapjes
(lichtblauw) van de bol zijn weggehaald.
Los met deze figuur het beroemde raadsel op.
(Leg daarvoor de bol in een assenstelsel met het gat in de
richting van de x-as, en bereken de inhoud van de
cilinder en van beide kapjes). |
|
|
|
|
|
|
|
8. |
V is het vlakdeel dat wordt ingesloten door
de grafiek van f(x) = 9 - x2, de y-as
en de positieve x-as.
De lijn x = a verdeelt V in twee delen V1 en V2. |
|
|
|
|
a. |
Bereken voor welke a de oppervlakten van V1
en V2 gelijk zijn. Geef je antwoord in drie decimalen
nauwkeurig. |
|
|
|
|
|
b. |
V1 en V2 wentelen om de x-as.
Zo ontstaan de lichamen L1 en L2.
Bereken voor welke a de inhouden van L1 en L2
gelijk zijn. Geef je antwoord in drie decimalen nauwkeurig. |
|
|
|
|
|
|
9. |
Gegeven
zijn de functies f(x)
= x2 - 6x
en g(x)
= -x3 |
|
|
|
|
a. |
V is het vlakdeel
in gesloten door de grafiek van f en de x-as. V wordt
gewenteld om de x-as.
Bereken de inhoud van het
omwentelingslichaam dat zo ontstaat. |
|
|
|
|
b. |
Bereken exact de
totale gezamenlijke oppervlakte van de twee vlakdelen, ingesloten door
de
grafieken van f en g. |
|
|
|
|
c. |
De lijn y = -ax
(met a > 0) en de grafiek van g
sluiten ook een vlakdeel in, waarbij x > 0.
Bereken voor welke a de oppervlakte van dit vlakdeel gelijk is
aan 9. |
|
|
|
|
|
|
10. |
Voor
0 ≤
x ≤
4 is gegeven de functie f(x)
= 2/(2x + 3)
Het gebied G wordt ingesloten door de x-as en de grafiek
van f en de
lijnen x = 0,5 en x = 2,5 |
|
|
|
|
a. |
Bereken exact de
oppervlakte van gebied G. Schrijf je antwoord als één logaritme. |
|
|
|
|
b. |
Bereken door
middel van integreren de inhoud van het lichaam L dat ontstaat door
gebied G te wentelen rond de x-as. |
|
|
|
|
c. |
Er zijn twee
waarden van p waarvoor de lijn y = -x + p de
grafiek van f raakt.
Bereken die twee waarden. |
|
|
|
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
|
|
|
|
|