|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat zou er gebeuren als we twee
verschillende sinusoïden bij elkaar optellen?
Verschillende amplitude of evenwichtslijn is nogal saai, kijk
maar: |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De formules de hier bij elkaar worden opgeteld
verschillen in allerlei opzicht van elkaar. De amplitudes en horizontale
verschuivingen en evenwichtslijnen zijn verschillend. Toch zie je
dat de opgetelde formules steeds gewoon een "normale"
sinusoïde opleveren. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Conclusie: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B. Verschillende periodes. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ziet er heel anders uit dan die
vier die we eerder vonden waarbij de periodes gelijk waren. Deze
grafieken zijn veel "onregelmatiger". En toch zijn ook deze
grafieken bijna allemaal periodiek. Dat kun je als volgt inzien: Stel dat de grafiek van f periodiek is met periode a. Dan is de grafiek is bij x = a hetzelfde als bij x = 0, en bij x = 2a wéér, en bij x = 3a wéér, en..... zo krijg je een hele rij x-waarden waarbij de grafiek hetzelfde is en zich gaat herhalen: x = 0, a, 2a, 3a, 4a, 5a, .... Als de grafiek van g periodiek is met periode b dan is er voor die grafiek ook zo'n rij x-waarden op te stellen Dat is dan natuurlijk x = 0, b, 2b, 3b, 4b, 5b, ..... En nou komt het: Als er in deze twee rijen x-waarden ergens een DUBBELE staat, dan is daar zowel de grafiek van f als de grafiek van g weer precies hetzelfde als in het begin, dus vanaf deze dubbele zal ook de grafiek van f + g precies hetzelfde gaan verlopen als vanaf het begin! Voorbeeld. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vanaf x = 420 gaan
zowel f als g zich herhalen, dus ook f
+ g. De periode van f + g is daarom 420. Die periode heet heel toepasselijk de gemeenschappelijke periode. Wil je er meer over weten? Dan moet je maar in deze les over priemgetallen zoeken naar "Kleinste Gemene Veelvoud". |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C. Zwevingen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We zagen dus dat sinussen met
dezelfde periode wéér een sinus opleveren, en dat sinussen met
verschillende periode een "vreemde" periodieke grafiek geven
waarvan de periode gelijk is aan de gemeenschappelijke periode van de
beide oorspronkelijke sinussen. Maar hoe zit het als de perioden niet
helemáál gelijk zijn, maar bijna? Op onderzoek maar weer met de GR (wat is het toch een handig apparaat!): |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Interessant! Bovenaan vinden we eerst het onregelmatige (maar wel periodieke) patroon dat we hierboven gewend waren. Maar als de frequenties van de twee functies erg dicht bij elkaar komen te liggen dan zien we ineens een zeer regelmatig patroon. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waar komen we dit tegen? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nou, vooral bij het stemmen van
een gitaar (of ander snaarinstrument). Als je een gitaar stemt dan sla je vaak twee snaren aan waarvan je wilt dat ze dezelfde frequentie (en dus periode) hebben. Dus daarbij tel je twee sinusoïden bij elkaar op, waarvan je hoopt dat ze dezelfde periode hebben. Bij de laatste toon in de grafieken hierboven zit je bijna goed. Zoals je ziet hoor je dan ongeveer de goede frequentie, maar met een amplitude die nogal varieert Kortom, je hoort je toon sterker en zwakker worden, met een veel lagere frequentie. Dat noemen we het "zweven" van een toon. Als je je gitaar aan 't stemmen bent is dat dus een teken dat je
bijna goed zit.... |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De wiskundige verklaring... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laten we de formules van Simpson
gebruiken op sinα + sinβ
Als α ≈ β geeft dat: sin(α + Δ)t + sin(αt) = 2 • sin1/2(2α + Δ)t • cos(1/2Δ·t) , waarbij Δ een heel klein getal is Daar staan twee periodieke functies met elkaar vermenigvuldigd. De eerste is sin1/2(2α + Δ)t en die heeft periode ongeveer 2π/α De tweede is cos(1/2Δ·t) en die heeft periode 2π/0,5Δ = 4π/Δ Die tweede periode is veel en veel groter dan de eerste. Dat betekent dat de tijdens één periode van de eerste die tweede zo goed als constant is. Je ziet dus allemaal golfjes van de eerste waarvan de amplitude heel langzaam verandert ten gevolge van de tweede. Zoiets: |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |