OPGAVEN
1. Gegeven zijn de functies  fp (x) = 2p + p/(x - 3)
a.  Welke p hoort bij de grafiek hiernaast?
b.  Toon aan dat alle grafieken van fp door het zelfde punt gaan.
2. Gegeven zijn de functies  ga(x) = (ax - 1)/(x - 2)
Voor welke a  heeft de grafiek van ga een extreme waarde?
OPLOSSING
1a. Lees een punt af, bijv.  (4,9) en vul dat in.
9 = 2p + p/(4-3) = 2p + p = 3p  Ž 
p = 3    
1b. Als je een aantal grafieken plot, dan vermoed je dat dat het punt  (2.5, 0) is.
Vul x = 2.5 in:  y = 2p + p/(2.5 - 3) = 2p + p/-0.5 = 2p - 2p = 0
Dus als x = 2.5 dan is y altijd nul, ongeacht p dus gaan alle grafieken door dat punt.
2. Voor de afgeleide geldt (met de quotiėntregel):

Dat is nul als de teller nul is, dus als a = -1/2