OPGAVEN
1. Een schaatser rijdt de 10 km (25 rondjes van 400 m).
Het eerste rondje kost 32,0 seconden.
Elk volgend rondje gaat 0,1 seconde langzamer dan het voorgaande.
Wat wordt zijn eindtijd?
2. Een heipaal is 10 meter lang.
De heimachine slaat de paal de eerste klap 1,5 meter de grond in, maar elke volgende klap nog maar 80% van de vorige.  Hoe diep komt de paal maximaal de grond in?
OPLOSSING
1. De rij is  32 - 32.1 - 32.2 - ...
Dat is een rekenkundige rij met directe formule (noem de eerste u1):  u(n) = 32 + 0,1(n - 1)
u(25) = 34.4
Som = 0,5 • 25 • (32 + 34.4) = 1694.9 seconden
Dat is
28 minuten en 14,9 seconden 
2. De rij is 1,5 - 1,2 - 0,96 - ...
Dat is een meetkundige rij met directe formule  u(n) = 1,5 • 0,8n  (noem de eerste u0)
De som is dan 1,5/(1 - 0,8) =
7,5 meter