2•Ö(3x
+ 1) = 10 Þ Ö(3x
+ 1) = 5 Þ 3x + 1 =
25 Þ 3x = 24 Þ
x = 8 (en die klopt)
2.
2Öx
= x - 80 Þ Öx
= 0,5x - 40 Þ x =
(0,5x - 40)2 Þ
x = 0,25x2 - 40x + 1600
Þ 0 = 0,25x2 - 41x
+ 1600 Þ (ABC) Þ
x = 100 V x = 64
controle levert dat alleen x = 100
een oplossing is.
Vergelijkingen
met wortels
Die
gaan in drie stappen:
1. Isoleren
Zorg dat het deel met de wortel
alleen komt te staan
2.
Kwadrateren
Kwadrateer beide kanten.
Denk erom: niet alles apart, maar aan beide kanten één
keer een kwadraat.
Dus: Ö(x
+ 1) = x - 4 Þ
x + 1 = (x - 4)2 (en niet x + 1 = x2 + 42 , dat is hartstikke fout!!)
3.
Controleren
Kijk of je antwoorden inderdaad
kloppen met de oorspronkelijke opgave. Er kunnen wel eens zogenaamde
"valse wortels" tussen zitten.