Een stukje
Grafentheorie |
|
|
Voor een verantwoorde wiskundige
oplossing gaan we eerst wandelen in Königsberg.
Wie daar alles al van weet kan dit stukje gewoon overslaan en
meteen hier naar de oplossing van het
torenraadsel gaan.
Köningsberg (Kaliningrad) was een stadje in Duitsland waar de
rivier de Pregel doorheen stroomt.
Zo midden in de 18e eeuw waren er in het stadje 7 bruggen die de
verschillende delen met elkaar verbonden. Hier is een
plattegrond: |
|
|
|
|
De inwoners van Königsberg
vroegen zich af of het mogelijk was een wandeling te maken
waarbij alle stadsdelen werden bezocht en waarbij elke brug
precies één keer werd overgestoken. Alle pogingen waren
vergeefs. Maar toen kwam Euler met het bewijs dat zo'n wandeling
onmogelijk is. Dat bewees hij als volgt:
Schematisch, als we alleen letten op de landdelen en de bruggen,
is de situatie als volgt: |
|
|
|
|
|
En nóg schematischer als
hiernaast. Daarin is elk landdeel door een stip voorgesteld en
elke brug door een lijn. Zo'n zeer schematische figuur heet een
GRAAF. De stippen heten KNOOPPUNTEN en de lijnen
VERBINDINGSLIJNEN.
De vraag is eigenlijk geworden of we de figuur hiernaast in
één keer kunnen tekenen zonder ons potlood van het papier te
halen en elke lijn maar één keer te volgen.
Euler bedacht het volgende: elke keer als we op onze route een
knooppunt passeren komen we er via de ene verbindingslijn aan,
en vertrekken we weer via een andere verbindingslijn. Dus elke
passage komt overeen met twee verbindingslijnen bij een
knooppunt. |
|
De punten die we alleen maar
passeren zullen daarom in totaal een even aantal lijnen
hebben.
Alleen als we in één punt beginnen en in een ander punt
eindigen hebben dat begin- en eindpunt een oneven aantal
verbindingslijnen. (één voor begin/eind plus 2 voor elke keer
onderweg passeren)
Een wandeling met verschillend begin- en eindpunt (een
EULER-circuit) is dus alleen
mogelijk als alle knooppunten een even aantal verbindingslijnen
hebben, op twee na, die een oneven aantal hebben.
Voor een wandeling met hetzelfde begin- en eindpunt (een
HAMILTON-circuit) moeten alle
knooppunten een even aantal verbindingslijnen hebben. |
Het aantal
verbindingslijnen bij een knooppunt heet de GRAAD van dat
knooppunt.
Omdat de knooppunten van de graaf van Königsberg allemaal een
oneven graad hebben zal een wandeling dus nooit mogelijk zijn. |
|
|
Het
Torenraadsel |
|
|
Terug naar de wandelende toren.
Laten we van het 4 bij 4 schaakbord een graaf maken met als
knooppunten de velden en als verbindingslijn de relatie
"Staat via een torenzet in verbinding met".
Dat geeft de volgende graaf: |
|
|
|
De voorwaarde hier is echter dat
je alle knooppunten langs moet gaan, niet alle
verbindingslijnen!
Dat is vanaf 1 makkelijk te zien:
van 1 naar 9,
dan met de klok mee een rondje om het midden tot 12.
van 12 naar 4 en een rondje tegen de klok in buitenom terug naar
1. |
Dat alles resulteert in de route hiernaast.
Maar goed, wij als echte wiskundigen zijn natuurlijk niet
tevreden met deze afzichtelijke oplossing!
Bah!
Zomaar een oplossing!
en niet eens symmetrisch!!
Zijn er symmetrische oplossingen, en zo ja, hoeveel? |
|
En daar komt onze kennis van Eulergrafen goed van pas.
Als geoefende grafen-lezers zien wij meteen dat de punten 11,
10, 6 en 7 graad 2 hebben, dus die verbindingen moeten in
ieder geval gebruikt worden. Zie figuur 1. |
|
Verder moeten we de binnenste achthoek verbinden met de
buitenkant. Daarvoor kiezen we willekeurig (de zaak is toch
symmetrisch) de verbinding 13-15. Maar dan kunnen we 13-5 niet
gebruiken want dat maakt een gesloten circuit, en dat kunnen we
nooit als deel van een geheel doorlopen zonder een knooppunt
dubbel te bezoeken. Verder valt 15-3 ook af; dat zou drie wegen
in punt 15 geven. Zie figuur 2.
|
|
1-3 zal in ieder geval gebruikt moeten worden
en dan valt 1-9 af en dan moet 9-12 gebruikt worden en dan valt
12-4 af.
5-8 moet ook gebruikt worden en dan valt 8-16 af.
Dat levert de tussenstand hiernaast |
|
En nu staan we voor een keuze: 14-2 gebruiken
of niet?
Als we 14-2 wel gebruiken vallen 2-4 en 14-16 af en krijgen we
de graaf van figuur 4a.
Als we 14-2 niet gebruiken moeten we 2-4 en 14-16 wel gebruiken.
Dat levert de graaf van figuur 4b.
En daarmee zijn de enige twee symmetrische oplossingen gevonden!
Ze corresponderen met de twee torenwandelingen hieronder. |
|
|
|
|
|
2. Het
wiskunde congres |
|
|
Op een wiskundecongres zijn 20
verschillende sprekers uitgenodigd.
Elk van de aanwezigen, dus óók de 20 sprekers, beluistert
minstens 10 lezingen.
Hoeveel koppeltjes van wiskundigen die elkaars
lezing hebben gehoord zijn er dan minstens? |
|
|
|
|
3. Kubussen
Voor je liggen vier kubussen met gekleurde zijvlakken. De
bouwplaten staan hieronder. Je zou ze eigenlijk nu eerst moeten
maken voordat je verder kunt.
Het is de bedoeling dat je deze vier kubussen op elkaar stapelt
tot een kolom van vier, maar zo dat aan elk van de vier
zijkanten van de kolom alle vier de gebruikte kleuren te zien
zijn.
Ga je gang.....
|
|
|
Weer even wat
grafentheorie tussendoor... |
|
|
Grafen die dezelfde
"Structuur" hebben heten ISOMORF en worden wiskundig
als identiek beschouwd (door de volgorde/naamgeving te
veranderen zijn ze identiek te maken). De GRAAD van een
knooppunt is het aantal verbindingslijnen dat bij dat knooppunt
samenkomt. Als de graad van elk knooppunt van een graaf gelijk
is, dan heet die graaf REGELMATIG en dan kun je spreken van de
GRAAD van de graaf.
Natuurlijk zijn een groot aantal grafen onderzocht. Soms zelfs
gewoon door alle mogelijkheden uit te proberen. Zo weten we
bijvoorbeeld dat er slechts VIJF verschillende grafen met 8
knooppunten en graad 3 zijn. Dat zijn deze vijf: |
|
|
|
|
|
Elke andere die je ontwerpt is
terug te herleiden tot één van dezen.
Het leuke is; nu hebben we meteen óók alle verschillende
grafen met 8 knooppunten en graad 4!!!
Teken gewoon in de bovenstaande grafen alle verbindingslijnen
die nu NIET getekend zijn, en laat de WEL getekenden weg! Dat
geeft (in dezelfde volgorde) de volgende vijf: |
|
|
|
|
|
Tijd voor een toepassing: |
|
|
Dierentransport |
|
|
|
Acht dieren moeten door een
transportbedrijf naar de dierentuin vervoerd worden. Men heeft
daarvoor vier stevige kooien gemaakt, elk geschikt voor maximaal
2 dieren. Maar niet alle dieren kunnen bij elkaar in de kooi.
Elk dier heeft hoogstens 3 anderen waarmee het niet samen in
één kooi kan.
Laat zien dat transport dan altijd mogelijk is. |
|
|
|
|
|
|