1. |
Teken volgens bovenstaande methode de drie
aanzichten van de volgende ruimtelijke figuren. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2. |
Hieronder staan twee van de drie aanzichten van een
ruimtelijke figuur. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Teken een mogelijk derde aanzicht en zet de hoekpunten erin. |
|
|
|
|
|
b. |
Maak
een mogelijke ruimtelijke tekening van deze figuur. |
|
|
|
|
|
c. |
Vlak
V gaat door C en staat loodrecht op AB. Teken de doorsnede van V met
ABCDEF in de aanzichten |
|
|
|
|
|
d. |
De
lijn van D naar het midden van BC snijdt vlak V in R.
Teken ook punt R in de drie aanzichten. |
|
|
|
|
3. |
In kubus ABCD.EFGH met ribben 8 is S
het snijpunt van AC en BD, en M het midden van FG.
P ligt op GC zó dat GP = 3 |
|
|
|
|
|
a. |
Teken de drie aanzichten van
vlakdeel HSP in de kubus. |
|
|
|
|
|
b. |
Gebruik die tekening om daarin
vervolgens de aanzichten van de doorsnede van het hele
vlak HSP (oneindig groot) met de kubus te tekenen. Je mag geen
berekeningen maken, maar moet direct tekenen. |
|
|
|
|
4. |
Hiernaast zie je een
piramide T.ABCD.
TA staat loodrecht op vlak ABCD en TA = 8.
ABCD is een vierkant met zijden 5 |
|
|
|
|
|
a. |
Teken de aanzichten van deze piramide. |
|
|
|
|
b. |
V is het vlak door A loodrecht op
ribbe TB.
Arceer in de aanzichten van de vorige vraag de doorsnede van V
met de piramide. |
|
|
|
|
5. |
Mix-opgave.
Gegeven
is de piramide T.ABCD met: T
= (2,7,8), A = (2,2,0), B =
(12,2,0) C = (12,12,0)
en D = (2,12,0). |
|
|
|
|
|
a. |
Maak een ruimtelijke
tekening van deze piramide
Teken vervolgens de drie aanzichten van deze piramide.
Teken tenslotte in deze aanzichten de hoogtelijn met hoogte z = 5 |
|
|
|
|
|
De
piramide wordt doorgesneden volgens het horizontale vlak op hoogte 5.
Het deel met de top wordt weggegooid. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken hoeveel
procent (2 decimalen) van de inhoud er dan nog overblijft. |
|
|
|
|
|
c. |
De afgeknotte
piramide die in de vorige vraag overbleef wordt vervolgens nog eens
doorgesneden langs een vlak V dat door BD gaat en dat loodrecht op het
grondvlak (Oxy) staat.
Arceer dat vlak V in de drie aanzichten. |
|
|
|
|
6. |
Hieronder zie je het
bovenaanzicht en het vooraanzicht van een huis. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Teken het rechter
zijaanzicht. |
|
|
|
|
|
b. |
Teken in het
bovenaanzicht de doorsneden met het huis van horizontale vlakken
op hoogtes 1 en 3 boven het grondvlak. |
|
|
|
|
7. |
Hieronder staan twee
aanzichten van een ruimtelijke figuur. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Teken het derde
aanzicht. |
|
|
|
|
|
b. |
De figuur wordt
doorgezaagd via een vlak dat door D en B gaat en dat loodrecht
op de bodem ABCD staat.
Arceer de aanzichten van dat vlak in de drie aanzichten. |
|
|
|
|