|
|
Complexe Gonio. |
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
Het zijn zo'n beetje de laatste "aparte"
functies die we voor complexe getallen nog niet hebben bekeken:
sin(z) en cos(z). De enige plaats waar we sinus en cosinus
al wél bij complexe getallen zijn tegengekomen was in de beroemde regel
van Euler:
eiφ
= cosφ
+ i• sinφ.
Laten we die daarom maar als uitgangspunt nemen en er proberen cosφ
en sinφ mee te definiëren.
Het probleem is dat je er wel cosφ = .... van
kunt maken, maar dan staat daar achter de "is" ook nog weer een sinφ
(en andersom). |
De oplossing komt als je je bedenkt dat de
eigenschappen van sinus en cosinus voor reële getallen nog steeds moeten
gelden voor complexe getallen. |
Bijvoorbeeld de eigenschappen
cos(-φ) = cos(φ)
en sin(-φ) = -sin(φ).
Dat geeft e-iφ =
cos(-φ) + i • sin(-φ)
= cos(φ) - i • sinφ.
En nou komt het: als je deze regel en de regel van Euler bij
elkaar optelt dan valt sinφ weg:
eiφ
+ e-iφ = 2cosφ
ofwel cosφ = 1/2(eiφ
+ e-iφ)Tot nu toe
was die
φ steeds een reëel getal (het
argument van een complex getal) maar nu maken we voor deze
cosinusformule de afspraak dat hij ook voor complexe getallen geldt. En
op dezelfde manier kunnen we een logische formule voor sin(z)
vinden door de formules voor eiφ
en e-iφ
van elkaar af te trekken.
Conclusie: |
|
Dit zijn mooie eenvoudige
formules. Als je graag zou willen uitschrijven hoe groot cos(a +
bi) is, dan zou je krijgen:
=
1/2((cos(a)
+ isin(a))• e-b + (cos(-a)
+ isin(-a)) • eb)
=
1/2(cos(a)e-b
+ cos(a)e-b) +
i •
1/2(sin(a)e-b
- sin(a)eb)
=
1/2cosa(e-b
+ eb) + i •
1/2sina(e-b
- eb)
Netjes uitgesplitst in een reëel en een complex deel. En gelukkig zie je
dat voor b = 0 er staat cosz = cosa.
Phew! Dat klopt gelukkig!!
Deze omschrijving is nogal
ingewikkeld en hoef je niet te onthouden, maar het is wel de manier
waarop je de cosinus of sinus van een `normaal` complex getal uitrekent.
Kijk maar:
Voorbeeld.
Bereken cos(1/4π
+ 2i)
cos(1/4π
+ 2i) = 1/2(ei(1/4π
+ 2i)
+ e-i(1/4π
+ 2i))
= 1/2(e(0,25πi
- 2) + e(-0,25πi
+ 2))
= 1/2(e0,25πi
• e-2 +
e-0,25πi •
e2)
= 1/2((cos1/4π
+ isin1/4π
)(e-2) + (cos-1/4π
+ isin-1/4π
)(e2) )
= 1/2(1/2√2
+ 1/2i√2)e-2
+ (1/2√2
- 1/2i√2)
e2 )
= (1/4√2e-2
+1/4√2e2)
+ i(1/4√2e-2
- 1/4√2e2)
Als je het uitrekent komt er ongeveer uit 2,66
- 2,56i
héhé, wat een werk! |
|
|
Toch kun je aan die formule wel
een paar dingen aflezen/concluderen, en daarom herhaal ik hem nog een
keer:
cos(a + bi)
= 1/2cosa(e-b
+ eb) + i •
1/2sina(e-b
- eb)
Kijk daar aan de rechterkant is alleen het deel met cosa en sina
erin periodiek. b heeft daar geen invloed op, die doet wat
anders! Dat betekent dat cos(a + bi) hetzelfde
periodieke gedrag vertoont als de gewone cosa
en sina ook voor complexe waarden! De periode van de
complexe cosinus is dus gewoon het reële 2π.
|
De periode van cosz en sinz
is 2π |
|
|
Wat doet die factor
1/2(e-b
+ eb) dan? |
Die verandert het periodieke
gedrag niet, maar past de uitwijking aan. Het is een soort extra factor
die de cosinus voor complexe getallen verandert. Hoe "complexer" het
getal (hoe verder van de reële as af) des te meer wordt de cosinus ervan
door die factor veranderd.
De factoren 1/2(e-b
+ eb) en 1/2(e-b
-
eb) zie je hieronder. |
|
|
|
|
|
Ze komen vaak voor, en worden
vaak geschreven als cosh(x) en sinh(x).
Dan krijg
je:
cos(a + bi)
=
cos(a)
• cosh(b) + i • sin(a) • sinh(b)
en op dezelfde manier
sin(a + bi) = cos(a) • sinh(b) +
i • sin(a) • cosh(b)
Tussendoortje:
Het vaakst komen deze beide factoren trouwens gewoon bij de reële
getallen voor! De functie f(x) = ½(ex
+
e-x) heet een kettinglijn
en beschrijft de lijn van een hangende ketting. Maar andersom (op de
kop) is hij ook gebruikt in het maken van dragende constructies, zoals
bij poorten, bogen of bruggen. |
|
|
|
Hieronder kun je een beetje zien
wat het reële deel van cosz doet als het
reële deel en het imaginaire deel van z veranderen. Hou
daarbij die twee grafiekjes hier vlak boven in gedachten!!! |
|
|
|
|
|
Je ziet hier de waarden van het
reële deel van cos(z) weergegeven voor het
reële en het imaginaire deel van z zelf tussen -2π
en 2π. De hoogte van de grafiek
geeft hier dus alleen het reële deel van cos(z)
aan. Die stip in het midden is de oorsprong.
Probeer zelf maar eens, als je het leuk vindt, plaatjes te maken voor
het imaginaire deel van cosz en voor het reële en imaginaire deel
van sinz. |
|
|
|
|
|
|
functies
ez
en lnz |
|
|
spoel en condensator |
|
|
|
1. |
Bereken exact: |
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
sin(1/6π
+ i) |
|
d. |
cos(2i - 1/2π) |
|
|
b. |
cos(π
+ 4i) |
|
e. |
cos(-2i) |
|
|
c. |
sin(3i) |
|
f. |
sin(1 + 3i) |
|
|
|
|
|
|
|
|
2. |
Mijn twee favoriete gonioformules
waren altijd cos2x + sin2x
= 1 en sin2x = 2sinxcosx
Toon aan dat deze twee formules onder onze afspraken voor
complexe sinus en cosinus nog steeds geldig zijn. |
|
|
|
|
|
|
|
3. |
In deze opgave gaan we
vergelijkingen van de vorm cosz = p bekijken, met
p een reëel getal.
Stel dat we willen oplossen de vergelijking cosz = 2
(voor één periode: 0 ≤ Re(z)
≤ 2π).
Dat kon bij reële getallen niet, maar misschien bij
complexe getallen wel.
Dan zul je eerst schrijven 1/2(eiz
+ e-iz ) = 2
Deze vergelijking kun je omschrijven tot (eiz)2
- 4eiz + 1 = 0 |
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Toon aan dat dat zo is, en geef de
twee oplossingen van eiz |
|
|
|
|
|
|
|
|
Als je die oplossingen nou ook eerst
schrijft als r • eiφ
dan kun je ze beter met eiz vergelijkingen.
Als r • eiφ gelijk is aan eiz dan moet namelijk
gelden z = -i • lnr +
φ
+ k • 2π |
|
|
|
|
|
|
|
|
b. |
Toon aan dat dat juist is. |
|
|
|
|
c. |
Los de vergelijking cosz
= 2 verder op. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|