|
|
Eerste orde, tweede graad. |
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
|
In het algemeen zien
deze vergelijkingen er uit als dy/dx
= f(x) • y2 + g(x) • y
+ h(x)
We bekijken hier alleen het geval dat f(x) = A en
g(x) = B en h(x) = 0. Daarin zijn A en
B dus constanten en niet afhankelijk van x. Je ziet dat dit een
homogene vergelijking is. Dan zien de differentiaalvergelijkingen er uit
als: |
|
|
|
|
|
Helaas kunnen we deze homogene
vergelijking niet oplossen door de variabelen te scheiden. Probeer het
maar; het lukt niet. |
Gelukkig hebben we in deze gevallen nog een
tweede wiskundige tovertruc achter de hand, en dat is de aloude
substitutie.
Stel dat we y(x) vervangen door 1/u(x)
Omdat 1/u = u-1 is
de afgeleide daarvan -u-2 = -1/u2
Met de kettingregel vind je dan voor de afgeleide van y(x):
Met differentialen kun je het ook zó zien:
|
|
|
|
Als je nou in bovenstaande
differentiaalvergelijking deze dy/dx
en alle y vervangt door die u dan geeft dat:
|
En die
laatste is een oude bekende: een differentiaalvergelijking van de eerste
orde en de eerste graad.
Dat ging met die particuliere oplossing en met de oplossing van de
homogene vergelijking, weet je nog?
Als particuliere oplossing proberen we een rechte lijn:
Stel
dat u = ax + b. Dan geldt
a = -A - B(ax + b).
Dat geeft 0 = -Bax - A - Bb - a
Als de x weg moet vallen dan moet gelden a
= 0, en als je dat invult vind je 0 = -A - Bb ofwel
b = -A/B
De particuliere oplossing is dus u = -A/B
(controleer maar door in te vullen dat het klopt)
De homogene vergelijking is du/dx
= -Bu en dat geeft:
(1/u)du =
-Bdx ⇒ ln(u)
= -Bx + c1
⇒ u = c • e-Bx
De totale oplossing wordt daarmee:
u(x) = c
• e-Bx - A/B
Maar omdat y = 1/u
geeft dat als uiteindelijke oplossing: |
|
|
|
Daarin is c een constante
die afhangt van de beginvoorwaarden. |
|
|
Logistische groei. |
|
|
|
Deze eerste-orde, tweede-graads
differentiaalvergelijkingen komen we vooral tegen in de biologie.
Dan stelt y meestal de hoeveelheid beesten in een bepaald gebied
voor, en x de tijd. |
|
|
In het begin, als er nog niet zoveel zijn,
dan is de toename van het aantal beesten evenredig met het aantal dat er
is. "Hoe meer er zijn, hoe meer er bijkomen".
Dat zou de differentiaalvergelijking dy/dt
= A • y geven, met A één of andere constante, afhankelijk van de
diersoort.
Dat zou exponentiële groei geven.
Maar dat kan natuurlijk niet zo blijven. Op den duur zal de groei
afnemen, omdat er gebrek aan voedsel en leefruimte zal komen. In
een bepaald gebied is er een bovengrens (G) aan het aantal mogelijke
beesten. |
|
|
Dat betekent dat die factor A
niet constant is, maar óók van y afhangt. Als y
dichter bij G komt. zal A dichter bij nul komen.
A vervangen door A · (G - y)/G zou een mogelijkheid zijn.......
Als y dan toeneemt van 0 tot G dan neemt die factor af van A
tot 0.
Dat geeft de differentiaalvergelijking dy/dx
= A • y • (G - y)/G ofwel
dy/dx = Ay - A/G
· y2
Dat is inderdaad een differentiaalvergelijking van de vorm zoals we
eerder zagen.
De oplossing is (zoals hierboven bewezen): |
|
|
|
c is een constante, afhankelijk van
de beginhoeveelheid, en A een constante, afhankelijk van hoe
enthousiast de beesten zich voortplanten. G bepaalt hoe groot de
populatie uiteindelijk zal worden. De grafiek van y(x) geeft altijd de vorm van een S-kromme
zoals hiernaast . In het eerste deel zie je de exponentiële toename, in
het laatste deel het afremmen van de groei naar de grenswaarde G.
|
|
|
|
Hieronder zie je nog een keer onze
oplossingsmethode samengevat, en meteen ook de eerste orde eerstegraads
oplossingsmethode erbij (dat is het groene gedeelte, alleen is de
particuliere oplossing dan eventueel anders): |
|
|
|
|
|
|
|
OPGAVEN |
|
|
1. |
Geef de algemene oplossing van de volgende
differentiaalvergelijkingen: |
|
|
|
|
|
a. |
y' = 2y2 - y |
|
|
|
|
|
|
b. |
dy/dx + y2
= 4y |
|
|
|
|
|
|
c. |
2dy + y2dx =
ydx |
|
|
|
|
|
|
d. |
dy/dx = 2xy2
+ 4y2 |
|
|
|
|
|
|
e. |
y' = -2y + 6y2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2. |
In een meer achter een nieuw
aangelegde dam zet men 200 karpers uit. Die zullen zich gaan
vermenigvuldigen volgens het model: K' (t) =
0,04·K(t)·(1
- 0,000125 • K(t))
Daarin is K aantal karpers en t de tijd in maanden.
Bereken na hoeveel maanden er voor het eerst meer dan 6000 karpers
in het meer zullen zijn. |
|
|
|
|
|
|
|
|
3. |
De
Hubbert-curve.
De Amerikaanse geofysicus Hubbert ontdekte in de vorige eeuw dat
de totale hoeveelheid olie die in een bepaald gebied gewonnen is, in
het begin snel toeneemt (omdat er steeds meer olie gevonden
wordt) en later steeds langzamer (omdat er nou eenmaal maar een
beperkte hoeveelheid olie aanwezig is).
De totale opgepompte hoeveelheid olie lijkt een S-kromme te
volgen.
De bijbehorende differentiaalvergelijking zou gelijk zijn aan |
|
|
dQ/dt
= c · Q · (1 - Q/G)
(Q = hoeveelheid olie, t = tijd in jaren)
Hubbert schreef in 1956 een artikel waarin hij stelde dat voor
Amerika zou gelden c = 0,06 en Q = 200 Gb (giga-barrel).
Tot 1956 was in totaal nog maar 58,8 Gb gewonnen.
De werkelijke hoeveelheid gewonnen olie in 2005 bleek gelijk te
zijn aan 176,4 Gb.
Onderzoek hoeveel deze werkelijke hoeveelheid afwijkt van de
door Hubbert's model voorspelde hoeveelheid. |
|
|
|
|
|
|
|
|
4. |
De differentiaalvergelijking
y' = 2y + 4y√y
is niet zomaar op te lossen.
Maar als je de substitutie y = 1/u²
gebruikt, dan krijg je een differentiaalvergelijking die
wél is op te lossen.
Geef daarmee de oplossingskromme van de oorspronkelijke
differentiaalvergelijking die door het punt (0,1) gaat. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|