|
|
Doorsneden (deel 1) |
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
|
In de vorige les hebben we het gehad over de
drievlakkenstelling en wat die zegt over de snijlijnen van drie vlakken
die geen van alleen evenwijdig aan elkaar zijn. (weet je het nog:
ze gaan door één punt, vallen samen, of zijn evenwijdig)
Wat gebeurt er, als sommige van die vlakken wél evenwijdig aan anderen
zijn........?Nou, als alle drie de vlakken evenwijdig zijn,
dan is dat nogal slaapverwekkend wat betreft de snijlijnen, want die
zijn er dan niet.
|
Het interessante geval is,
als er twee vlakken evenwijdig aan elkaar zijn, en de derde een andere
richting heeft.
Daarvoor geldt de volgende stelling: |
|
|
Als twee evenwijdige
vlakken worden gesneden door een derde vlak,
dan zijn de snijlijnen evenwijdig. |
|
|
|
|
Daar hoort het plaatje hiernaast bij.
Die twee groene evenwijdige vlakken worden gesneden door dat derde gele
vlak. Nu zijn de twee rode snijlijnen evenwijdig. |
|
Mooi.... Maar ehhh... Wat héb je daaraan? |
|
Je kunt deze eigenschap mooi gebruiken als je
een vlak binnen een ruimtelijke figuur "groter wil maken". Vaak is
in een figuur maar een deel van een vlak getekend, en wil je dat vlak
graag uitbreiden binnen die figuur. |
Die uitbreiding noemen we een "doorsnede": |
|
|
|
de
doorsnede van een vlak met een ruimtelijke figuur
is "alles" van dat vlak wat zich binnen die figuur bevindt. |
|
|
|
|
|
|
|
Neem bijvoorbeeld de kubus hier linksboven
met daarin een deel van een geel vlak getekend.
Als je dat vlak groter maakt (zodat uiteindelijk alle "randen" van het
vlak in de zijvlakken van de kubus liggen, dan krijg je de figuur in het
midden.
Het is inderdaad of de kubus is "doorgesneden" waarbij het mes langs die
doorsnede is gegaan.
Helaas is het niet altijd zo makkelijk om zo´n doorsnede te tekenen.
Laten we bekijken hoe je de stelling hierboven daar soms bij kunt
gebruiken..... |
|
|
Neem de kubus hiernaast, waarin je dolgraag
de doorsnede van het vlak door P, Q en R met de kubus wilt tekenen.
Dat die doorsnede nog niet klaar is, kun je zien aan het feit dat lijn
PR niet in een grensvlak van de kubus ligt, maar er `doorheen` loopt.
Hoe maak je dat vlak groter?
Dat zie je het best door alleen het voorvlak, het achtervlak en het gele
vlak te bekijken: |
|
|
Komt het je al bekend voor?
Het is net zo'n tekening als met die drie vlakken hierboven!
Ook hier zie je twee evenwijdige vlakken (het voorvlak en het achtervlak
van de kubus) die worden gesneden door een derde vlak (vlak PQR).
De stelling zegt dat de snijlijnen dan evenwijdig zijn.
Maar één van die snijlijnen hebben we al! Dat is lijn PQ. |
Dat betekent dat de snijlijn van
PQR met het achtervlak evenwijdig is aan PQ. Hiernaast zie je de kubus
weer met die extra snijlijn er bij ingetekend. Het is de lijn RS1,
en die ligt dus óók in vlak PQR.
Dat vlak is dus al uitgebreid tot PQRS1.
Maar dat is nog niet voldoende, want PS1 loopt nog door de
kubus.
De doorsnede is dus nog niet af.
Je kunt dezelfde truc gewoon nóg een keer gebruiken!!!!!
Kijk nu naar het linkerzijvlak, het rechterzijvlak en het gele vlak.
Weer twee evenwijdige vlakken die worden gesneden door een derde vlak. |
|
Dus ook deze snijlijnen zijn
evenwijdig.
Omdat de snijlijn van PQRS1 met het linkervlak gelijk is aan
RQ moet de snijlijn in het rechtervlak dus daar wel evenwijdig aan zijn.
Teken daarom een lijn door S1 evenwijdig aan RQ.
Dat geeft de volgende snijlijn S1S2.
Tenslotte kun je de doorsnede helemaal afmaken door P en S2
met elkaar te verbinden. Dat mag, want die liggen al beide in het
ondervlak van de kubus, dus hun verbindingslijn ook.
Dat levert uiteindelijk de volgende doorsnede op: |
|
|
|
|
Zó leg je dat uit aan je leraar:
(// betekent "is evenwijdig aan")
• RS1 // QP
• S1S2 // RQ
• doorsnede PQRS1S2.
|
|
|
|
|
1. |
Teken in onderstaande kubussen de doorsnede van
vlak ABC met de kubus.
Geef een duidelijke toelichting van je werkwijze |
|
|
|
|
|
2. |
Teken in onderstaande drie kubussen de doorsnede
van vlak PQR met de kubus.
Geef een duidelijke toelichting van je werkwijze. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3. |
Teken in onderstaande ruimtelijke figuren de doorsnede
van vlak PQR met de figuur.
Geef een duidelijke toelichting van je werkwijze. |
|
|
|
|
|
|
|
a |
b. |
c. regelmatig zeszijdig prisma |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
d. |
e. |
f. |
|
|
|
|
4. |
examenvraagstuk VWO,
Wiskunde B, 1994. Van de balk
ABCD.EFGH die in de figuur hiernaast is afgebeeld, is gegeven:
AB = BC = 4 en AE = 8.
M en N zijn achtereenvolgens de middens van de ribben BF en DH.
Teken de doorsnede van vlak
AMN met het viervlak ACFH en arceer deze doorsnede. |
|
|
|
|
Een vlak evenwijdig aan een ander
vlak. |
|
|
Je hebt hierboven simpel gezegd
ontdekt dat evenwijdige vlakken ook evenwijdige snijlijnen opleveren.
Dat hebben we intussen gebruikt om doorsneden te tekenen als er
evenwijdige vlakken aanwezig zijn.
Maar je kunt de eigenschap natuurlijk ook gebruiken om zelf evenwijdige
vlakken te tekenen. |
|
|
Neem de kubus
hiernaast waarom vlak PQR is getekend en verder een punt A. Stel dat we
de doorsnede met de kubus willen tekenen van het vlak V dat door A gaat
en evenwijdig is aan vlak PQR.
Met de stelling hierboven kun je dan als volgt redeneren: |
|
|
|
1. |
de snijlijn van het achtervlak
met PQR is evenwijdig aan PQ (twee evenwijdige vlakken voor- en achter) |
2. |
de snijlijn van V met het achtervlak is
evenwijdig aan de snijlijn van het achtervlak met PQR, dus ook
evenwijdig aan PQ (twee evenwijdige vlakken PQR en V). |
|
|
|
En op dezelfde manier
is de snijlijn van V met het rechterzijvlak dan evenwijdig aan PR, en de
snijlijn met het voorvlak evenwijdig aan PQ, en de snijlijn met het
bovenvlak evenwijdig aan RQ.
Als je dat allemaal tekent krijg je de doorsnede AS1S2S3
hiernaast.
|
|
|
|
5. |
Teken in beide onderstaande figuren de doorsnede
met de ruimtelijke figuur van een vlak door punt P dat
evenwijdig loopt aan het getekende vlak. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
6. |
Teken in onderstaande ruimtelijke
figuren een vlak door punt P evenwijdig aan vlak QRS. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
7. |
Hieronder staat een kubus met een
vlak PQR getekend.
We gaan vlakken tekenen die evenwijdig aan PQR zijn en die door
een punt S op lijn AB gaan.
Waar op AB kan punt S liggen zodat de doorsnede van die nieuwe
vlakken met de kubus een zeshoek is? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
8. |
Hieronder zie je een foto van een
aquarium met daarnaast een wiskundige schets ervan. De
afmetingen zijn in cm. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Men giet de bak, als hij vol met
water zit, leeg door hem te kantelen om lijn PQ. |
|
|
|
|
|
a. |
Teken de vorm die de
waterspiegel heeft als de bak half vol is. |
|
|
|
|
|
b. |
Hoeveel water zit er nog in
de bak op het moment dat de waterspiegel driehoekig van vorm wordt? |
|
|
|
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
|
|
|