5. | examenopgave HAVO wiskunde A, 1993 | |||
Voor de kust van Spanje worden in zee mosselen gekweekt. Deze mosselen hangen aan verticale touwen die op hun beurt weer zijn vastgemaakt aan drijvende kabels. Zie figuur. | ||||
|
||||
Deze
kabels liggen naast elkaar, loodrecht op de stroomrichting van het
zeewater (zie figuur hieronder). Dat zeewater stroomt steeds even snel
en in dezelfde richting. Een mosselkweker zal proberen zoveel mogelijk
kabels naast elkaar te leggen. Maar hij moet er wel voor zorgen dat alle
mosselen voldoende voedsel krijgen. De mosselen filteren voedseldeeltjes
uit het stromende water. Bij het passeren van iedere kabel verliest het
water dus voedsel. nk is de hoeveelheid voedsel na het passeren van kabel k. n0 = 350 (mg/l) is de hoeveelheid voedsel voor het passeren van de eerste kabel. Voor de hoeveelheid voedsel na kabel k geldt de formule nk = 0,993 • nk - 1. |
||||
|
||||
Elke mossel heeft per uur 200 mg voedsel nodig om in leven te blijven. Een mossel kan per uur het voedsel uit 2,4 liter zeewater eten. | ||||
a. | Laat met een berekening zien dat de mosselen van de 150-ste kabel nog voldoende voedsel hebben | |||
|
||||
De mosselfarm mag het milieu niet te zwaar belasten. Daarom geldt er een milieu-eis: het zeewater moet na het passeren van de laatste kabel nog minstens een kwart van de oorspronkelijke hoeveelheid voedsel bevatten | ||||
b. | Hoeveel kabels mag men maximaal naast elkaar leggen opdat alle mosselen nog voldoende voedsel hebben en ook aan de milieu-eis wordt voldaan? Licht je antwoord toe. | |||
|
||||
6. | Examenvraagstuk HAVO wiskunde
A, 2006 Bij het wielrennen zie je soms dat wielen van fietsen dicht zijn. Op het normale wiel met spaken is dan een plastic schijf aangebracht. Op een racefiets met dichte wielen kun je harder fietsen dan op een racefiets met open wielen: de luchtwrijving is bij een dicht wiel minder dan bij een open wiel. Dat is onderzocht op de volgende manier: Men laat een dicht wiel en een open wiel vrij draaien. Door de luchtwrijving gaan ze steeds langzamer draaien. Met behulp van een fietscomputer wordt de snelheid van de wielen gemeten. Een dicht wiel en een open wiel krijgen een beginsnelheid van 20 km/uur. We laten de wielen drie minuten draaien. Hierbij passen de volgende formules: Vdicht = 20 • 0,9920t en Vopen = 20 • 0,9879t In beide formules is t in seconden en V in kilometer per uur. In onderstaande figuur zijn de grafieken getekend van deze formules voor de eerste twee minuten. |
|||
|
||||
Op een zeker moment is de snelheid van een wiel half zo groot geworden. Bij het dichte wiel is dat wat later dan bij het open wiel. In de figuur is met een pijl aangegeven hoe groot het verschil in de tijd is. | ||||
a. | Bereken met behulp van de formules dit verschil in tijd in seconden. | |||
|
||||
Beide wielen krijgen op hetzelfde moment een snelheid van 20 km/uur en we laten ze weer drie minuten draaien. Het dichte wiel heeft steeds een hogere snelheid. | ||||
b. | Bereken met behulp van de formules het grootste verschil in snelheid tussen de twee wielen. | |||
|
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
||||