|
|
Een frequentiepolygoon |
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
|
Een frequentiepolygoon
heet ook wel een lijndiagram. Het is een andere manier om
een tabel met meetgegevens grafisch weer te geven. Zeg maar om er een
plaatje van de maken. Het komt er heel eenvoudig eigenlijk op neer dat
je de middens van de staven van een histogram met elkaar verbindt. Kijk
maar hoe dat in zijn werk gaat: |
|
|
|
|
|
Er zijn deze keer maar twee dingen
waar je op moet letten: |
|
|
1. Kijk goed wat het klassenmidden is! |
|
|
|
Als je een histogram hebt, dan zie
je makkelijk wat de klassenmiddens zijn, namelijk gewoon de middens van
de staven. Maar als je uit een tabel direct een frequentiepolygoon wilt
tekenen moet je soms goed uitkijken.
Dat zit hem weer in de klassenindelingen en klassengrenzen. Neem
bijvoorbeeld de volgende frequentietabel: |
|
|
|
meting |
3 - 5 |
6 - 8 |
9 - 11 |
12 - 14 |
15 - 17 |
18 - 20 |
aantal |
6 |
10 |
15 |
18 |
12 |
7 |
|
|
|
|
De klassen zijn 3-5 en 6-8 enz.
Dat doet je natuurlijk vermoeden dat de klassenmiddens gelijk zijn aan
4, 7, 10, ...
Maar dat hoeft niet!
Dat komt door die dubbelzinnige aanduiding van de klassengrenzen. Waar
ligt bijvoorbeeld de meting 5,6? Als de metingen worden afgerond,
dan ligt hij in klasse 6-8 maar als de metingen worden afgekapt
ligt hij in klasse 3-5.
En dat heeft wel gevolgen voor de klassenmiddens!
• Bij afronden zijn de klassen eigenlijk [2.5,
5.5〉 en
[5.5, 8.5〉 en
[8.5, 11.5〉
en dan zijn de middens gelijk aan 4, 7, 10, enz.
• Bij afkappen zijn de klassen eigenlijk
[3, 6〉 en
[6, 9〉 en
[9, 12〉
en dan zijn de middens gelijk aan 4.5, 7.5, 10.5,
enz
Dat laatste zou bijvoorbeeld het geval zijn als het om de leeftijden van
jongeren zou gaan; dan zijn de gemeten getallen afgekapt! |
|
|
2.
Maak de totale oppervlakte 100% |
|
|
|
Als je bij een histogram de
breedte van de staven gelijk stelt aan 1, dan is de totale oppervlakte
altijd gelijk aan het totale aantal metingen. Dat is logisch, immers om
het totaal aantal metingen te vinden tel je gewoon alle frequenties bij
elkaar op. Deze eigenschap van een histogram vinden wiskundigen erg
plezierig. Als ik als wiskundeleraar bijvoorbeeld een histogram heb van
de cijfers van mijn klas op het laatste proefwerk, dan kan ik in één
oogopslag ongeveer zien hoeveel procent van de klas onvoldoende heeft:
dat is namelijk in de middelste figuur hieronder hoeveelste deel de rode
oppervlakte is van het totaal (zal zo'n 25% zijn schat ik). |
|
|
|
|
|
|
|
Maar in de rechterfiguur "zweeft
die polygoon en is er niet een totale oppervlakte te geven die
100% weergeeft. Je kunt niet van de uiteinden recht omlaag gaan, want
dan mis je de twee helften van de buitenste staven.
Om dat probleem te verhelpen tekenen we in gedachten naast het
histogram aan beide kanten een staaf met hoogte NUL en verbinden de
middens daarvan óók met het polygoon. Linksonder zie je dat nu de totale
oppervlakte onder het polygoon gelijk is aan de totale oppervlakte onder
het histogram. In het midden zie je het eindresultaat. |
|
|
|
|
|
|
|
|
Nu is in de middelste figuur de
totale oppervlakte 100% en kun je in de rechterfiguur proberen te
schatten hoeveel procent van de klas onvoldoende had, net als in het
histogram. |
|
|
Voor-
en nadelen van het frequentiepolygoon. |
|
|
|
voordelen: |
• |
Het continue zijn van een verdeling komt
beter tot uitdrukking. De overgang tussen twee klassen is niet zo abrupt
als bij een histogram. Om deze reden wordt een frequentiepolygoon soms
zelfs als een vloeiende lijn getekend. In dat geval heet het een
frequentiecurve. |
• |
Je kunt makkelijk meerdere polygonen bij
elkaar in één figuur tekenen. Bij histogrammen moet je ze dan naast
elkaar tekenen en dat is een stuk minder overzichtelijk. |
|
|
nadelen: |
• |
De klassengrenzen zijn minder duidelijk af te lezen. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
frequentiedichtheid |
|
|
statplot TI-83 |
|
|
|
1. |
Hieronder staat een tabel met de wachttijden van
mensen bij een loket. Teken daarvan een frequentiepolygoon. |
|
|
|
|
|
|
45 |
67 |
105 |
134 |
156 |
84 |
158 |
146 |
203 |
99 |
180 |
20 |
113 |
91 |
118 |
176 |
140 |
178 |
210 |
135 |
23 |
124 |
186 |
101 |
216 |
86 |
189 |
149 |
95 |
249 |
184 |
110 |
197 |
36 |
109 |
190 |
75 |
146 |
133 |
245 |
160 |
53 |
151 |
67 |
64 |
175 |
138 |
48 |
145 |
214 |
233 |
132 |
66 |
111 |
163 |
206 |
126 |
188 |
71 |
122 |
|
|
|
|
|
|
2. |
In de figuur hieronder zie je twee
frequentiepolygonen in één figuur. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Op de x-as staat de
hoeveelheid zakgeld die kinderen krijgen en op de y-as
het aantal kinderen. Er is verschil gemaakt tussen jongens en
meisjes. |
|
|
|
|
|
|
a. |
Van welke klassenindeling is
gebruikt gemaakt? |
|
|
|
|
|
|
Er zijn 135 meisjes ondervraagd en
105 jongens. |
|
|
|
|
|
|
b. |
Hoe volgt dat uit deze figuur? |
|
|
|
|
c. |
Maak een schatting voor het
percentage jongens dat minder dan
€5,00 zakgeld krijgt. |
|
|
|
|
d. |
Iemand beweert: De grafiek van de
jongens ligt bijna overal onder die van de meisjes, dus de
jongens krijgen minder zakgeld. Leg uit waarom deze bewering
onzin is. |
|
|
|
|
e. |
Maak twee nieuwe frequentiepolygonen
met deze keer de frequenties in procenten. Probeer daaruit iets
op te merken over welk van beide groepen meer of minder zakgeld
dan de ander krijgt. |
|
|
|
|
|
3. |
Bij een verkeerstelling
is geteld hoeveel fietsers een kruispunt per minuut passeerden,
en dat leverde de volgende tabel op: |
|
|
|
|
|
|
aantal fietsers per minuut |
7 |
8 |
9 |
10 |
11 |
12 |
frequentie |
12 |
24 |
14 |
10 |
6 |
3 |
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Teken een frequentiepolygoon bij deze tabel |
|
|
|
|
|
|
b. |
Hoe lang duurde de verkeerstelling? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|