Gebroken functies zijn functies met in het functievoorschrift een breuk
waarvan de noemer voor sommige x-waarden nul kan worden. Bij
verticale asymptoten zagen we al dat de y dan niet bestaat, dus
de grafiek zal daar een breuk vertonen.
Vandaar de naam gebroken functie.
De meest eenvoudige vorm van een gebroken functie is:
De grafiek van deze functie zal
dus een verticale asymptoot hebben bij x = c.
Verder heeft deze grafiek ook een horizontale
asymptoot: door voor x een erg groot getal te nemen wordt de
breuk gelijk aan nul en blijft er over y = a. De
horizontale asymptoot zal daarom de lijn y = a zijn.
De constante b kun je niet zo makkelijk in een grafiek herkennen.
Die bepaalt namelijk hoe steil (hoe "krom") de grafiek nou precies
loopt. b kun je het best bepalen door gewoon een punt uit de
grafiek in te vullen in de formule.
Met een minteken.
Als die a of die c een negatief getal is, dan betekent dat
gewoon dat de asymptoot ligt bij x = -c of bij y
= -a dat had je waarschijnlijk zelf ook wel verzonnen. Let nog
wel even op dat als c negatief is, die min wegvalt tegen de min
die al in de formule staat. Bijvoorbeeld bij c = -3 wordt
de formule y = a +b/(x
- - 3) en dat schrijf je natuurlijk als y = a
+b/(x + 3)
Maar als b negatief is.....??
Dan staat er bijvoorbeeld y = a +
-3/(x - c) en dat is hetzelfde als
y = a - 3/(x - c) In dat geval is de grafiek "omgeklapt".
Als je preciezer wilt weten hoe dat allemaal zit en waardoor dat allemaal
komt, dan moet je de lessen C6abcd van deze lessenserie bestuderen.
1. Schets de grafieken van de
volgende functies. Doe dat zonder je rekenmachine te gebruiken.
a.
y = 3 - 6/(x + 1)
d.
f(x) = 4 + 5/x
b.
y = 8/(x + 3)
+ 7
e.
y = -3 - 5/(x
- 4)
c.
f(x) = -2/(x
- 1)
f.
f(x) = 2/(6
-
x)
+ 3
2. Geef mogelijke formules die
horen bij de volgende zes grafieken:
3.
Leerlingen die in een klas dicht bij
elkaar zitten, kletsen in de regel meer met elkaar dan leerlingen
die verder uit elkaar zitten. Voor de gemiddelde gespreksduur G (in
minuten) per lesuur blijkt te gelden: G = 32/s
- 4
Daarin is s de afstand
tussen de leerlingen (in meter).
a.
Voor welke s is dit een zinvolle
formule als een lesuur 60 minuten duurt?
0,5 < s < 8
b.
Grietje en Ellen kletsen nu gemiddeld4 minuten per les met elkaar. Maar ze besluiten om 2 meter
dichter bij elkaar te gaan zitten. Hoeveel minuten zullen ze daarna
gemiddeld per les met elkaar kletsen?
12
ANDERE
VORMEN.
Natuurlijk kunnen breuken op allerlei andere
manieren in vergelijkingen voorkomen. Maar elke keer als er door nul
wordt gedeeld is er "iets aan de hand". Hier zijn een paar voorbeelden
van andere breuken en de manier om ze te "onderzoeken".
voorbeeld 1.
Wanneer wordt er door nul
gedeeld? Als x = 2 dus daar zal een verticale
asymptoot zitten.
Vul voor x een heel groot (positief of negatief) getal in
en je ziet dat er uitkomt y = 3. Dus dat zal een
horizontale asymptoot zijn. Dat geeft een grafiek ongeveer als
hiernaast.
voorbeeld 2.
Als je de noemer schrijft
als (x - 2)(x - 3) zie je dat die nul wordt
voor x = 2 en x = 3. Er zullen daarom TWEE
verticale asymptoten zijn!
Vul voor x een erg groot (positief of negatief) getal in
en je vindt een horizontale asymptoot y = 0. De
grafiek zal dus zowel links als rechts naar de x-as
lopen.
voorbeeld 3.
Een vreemd geval. In
ieder geval zal er bij x = 0 een verticale asymptoot
zitten want dan wordt er door nul gedeeld en wordt 1/x
heel groot, dus 21/xook. Maar als x
negatief is en vlak bij nul (bijvoorbeeld x = -0,01) dan
wordt 1/xeen heel groot negatief
getal. maar dan gaat 21/xjuist naar nul toe!!!! De grafiek loopt aan de linkerkant
naar nul, en loopt aan de rechterkant naar de asymptoot!
WAUW!!
voorbeeld 4.
Deze grafiek zal een
asymptoot hebben bij x = 2.
Maar als x < 2 dan bestaat de grafiek niet, want dan
staat er de wortel uit een negatief getal. De grafiek zal daarom
alleen aan de rechterkant van de asymptoot x = 2 bestaan.
4. Onderzoek het
gedrag van de volgende functies.
a.
d.
b.
e.
c.
f.
5.
a. Geef een formule
voor een functie met verticale asymptoot x = 3 en die niet
bestaat voor x < 3
b. Geef een formule
voor een functie die een verticale asymptoot heeft bij x = 2
en overal positief is.
c. Geef een formule
van een functie met een verticale asymptoot y = -2 en
een horizontale x = 3.
6.
(Examenvraagstuk)
Treinreizigers die op het station te U. uitstappen kunnen de
uitgang van het station alleen bereiken via een voetgangerstunnel.
De tunnel is 30 meter lang en 3 meter breed. De snelheid van de
voetgangersstroom in de tunnel is afhankelijk van de drukte. Een
maat voor de drukte is het gemiddeld aantal m2 per
voetganger.
Deze maat noemen we de module.
Op een zeker moment bevinden zich 120 mensen in de tunnel die
allen in de richting van de uitgang lopen.
a.
Bereken voor deze situatie
de module
0,75
Het verband tussen de
snelheid van de voetgangersstroom (V) en de module (M) wordt
gegeven door de formule:
V in meters per minuut en M
in m2 per voetganger.
De grafiek die bij deze formule hoort staat hieronder.
b.
Bereken de module bij een
snelheid van 50 m/min. Geef je antwoord in 2 decimalen nauwkeurig.
0,65
c.
Als een voetganger
ongehinderd kan lopen is zijn snelheid ongeveer 5 km/uur. Onderzoek
of dat in overeenstemming is met de formule.
Er bestaat een verband
tussen de waarde van M en het aantal voetgangers dat per minuut de
tunnel verlaat (= N). Het verband tussen M en N staat grafisch
weergegeven in de volgende figuur:
d.
Schat met deze twee
grafieken zo nauwkeurig mogelijk hoeveel mensen er per minuut de
tunnel verlaten als de snelheid van de voetgangersstroom 70 m/min
is.
ongeveer 120
e.
Leid een formule af voor het
aantal voetgangers per minuut als functie van M en bepaal daarmee
bij welke snelheid het aantal voetgangers dat de tunnel verlaat
maximaal is.
41,6 m/min
7.
Bij courante infecties
(neus-keelholteontsteking, oorontsteking, bronchitis, angina e.d.)
krijgen jonge kinderen snel koorts. Om de koorts te verminderen is
paracetamol het meest gebruikte en ook het veiligste middel.
Verder komen ook de middelen ibuprofen en ketoprofen in
aanmerking.
Na toedienen van zo'n middel neemt de koorts af.
De volgende formule blijkt te gelden:
T is de lichaamstemperatuur
in ºC en t de tijd in uren met t = 0 op het moment van
toedienen.
a.
Hoe lang duurt het voordat
de temperatuur 2ºC is gedaald?
6 uur
b.
Hoe hoog zal de temperatuur
uiteindelijk worden?
37ºC
c.
Bereken algebraïsch na
hoeveel tijd de temperatuur gelijk is aan 37,6 ºC.
12 uur
8.
Het aantal mieren in een
mierenheuvel groeit zeer snel. Voor het aantal mieren op tijdstip
t geldt:
N is het aantal mieren, t
de tijd in maanden.
a.
Bereken hoeveel mieren er de
zesde maand bijkomen.
429
b.
Bereken algebraïsch na
hoeveel maanden er 16000 mieren zullen zijn.
10
c.
Hoeveel mieren zullen er
uiteindelijk zijn?
18000
9.
In een bioscoop merkt men
dat er meer drankjes worden gekocht als de temperatuur omhoog gaat.
Het percentage bioscoopbezoekers (P) dat een drankje koopt
hangt af van de temperatuur (T) volgens de formule:
a.
Leg uit waarom deze formule
alleen geldt voor T ≥ 15
b.
Laat zien dat bij stijgende
temperatuur het aantal consumptiegebruikers inderdaad toeneemt.
c.
Bij welke temperatuur
gebruikt de helft van de mensen een consumptie? Geef een
algebraïsche berekening.
21,2
Uiteraard brengt en hogere
temperatuur ook extra kosten met zich mee.
Die kosten worden gegeven door K = 1 + 3 • (T - 15).
De winst op een verkochte consumptie is
€0,50, en de gemiddelde bezetting op een avond is 160 mensen.
d.
Geef een formule voor de
winst W als functie van de temperatuur T. Bereken vervolgens de
maximale winst.
20,98
10.
Een goede thermosfles kan
vloeistof erg lang op dezelfde temperatuur houden.
Voor een bepaald type fles geldt het model:
Daarin is T de temperatuur
(in °C) en t de tijd in uren met
t = 0 op het moment van sluiten van de fles. a en b
zijn constanten die afhangen van de omgevingstemperatuur en de
begintemperatuur van de vloeistof.
a.
Bereken a en b
als de vloeistof begintemperatuur 80°C
heeft, en als de kamertemperatuur 22°C
is.
22 en 10
Neem a = 20.
b.
Voor welke b zal de
temperatuur van de vloeistof na 6 uur gelijk zijn aan 50°C?
12,4
c.
Voor welke b is deze
formule te schrijven als T(t) = 20 + 520/(t
+ b)?
b = 14
Neem b = 10, en a
= 20.
d.
Bereken algebraïsch hoe lang
de vloeistof in dat geval warmer dan 40°C
zal zijn
20 uur
Hieronder zie je een
grafiekenbundel voor allerlei verschillende a en b
waarden
e.
Bereken bij één van die
grafieken de bijbehorende waarden voor a en b