|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
De oppervlakte van een cilindermantel. |
|
|
De mantel is het gekromde vlak van een cilinder. De
oppervlakte ervan kun eenvoudig berekenen als je je bedenkt dat het
uitgevouwen een rechthoek is.
De ene zijde van die rechthoek is gelijk aan de hoogte van de cilinder.
De andere zijde is gelijk aan de omtrek van de boven- of ondercirkel van
de cilinder, en dat is 2πr als r
de straal is.
Dat geeft een totale oppervlakte van 2πrh |
|
|
|
De oppervlakte van een kegelmantel. |
|
|
De mantel van een kegel is het
gekromde oppervlak ervan.
De oppervlakte ervan kun je het best berekenen door hem uit elkaar
te knippen, bijvoorbeeld langs de stippellijn PT hiernaast.
Als je dat doet, dan krijg je een soort PACMAN-figuurtje: een
cirkel met een stuk eruit. De oorspronkelijke top van de kegel is het
middelpunt van de cirkel. |
|
|
|
Waarom is
dat exact een cirkeldeel? |
|
|
Vanwege de symmetrie van de kegel
is de kortste afstand van een punt P op de grondcirkel naar de top T
voor iedere P hetzelfde. Dat betekent dus ook dat de afstand van de rand
van de uitslag naar punt T voor ieder punt op die rand gelijk is. En hoe
heet ook alweer de figuur die bestaat uit alle punten die gelijke
afstand hebben tot een punt T? Juist! Een cirkel!!! |
|
|
Om dat oppervlakte van het
cirkeldeel te bepalen moet je goed kijken naar de twee gekleurde lijnen
hiernaast. De twee rode lijnen zijn even lang, en de twee blauwe lijnen
ook!
Controleer het maar door de kegel in gedachten weer in elkaar te vouwen.
Stel dat de hoogte van de kegel gelijk is aan 8 en de straal van de
grondcirkel 6 zoals hiernaast. |
|
Dan is de lengte van de rode lijn
gelijk aan de omtrek van de grondcirkel, dus 2π
6 = 12π.
De lengte van de blauwe lijn kunnen we met Pythagoras uit de
linkerfiguur makkelijk vinden: die is 10.
Dat betekent dat de omtrek van de hele cirkel in de rechterfiguur, dus
zonder die hap eruit, gelijk is aan 2π
10 = 20π.
Kijk nu naar de rechterfiguur: omdat de hele cirkel omtrek 20π
heeft, en het getekende deel omtrek 12π is
dat getekende deel dus 12/20
deel van de hele cirkel.
Maar dan is de oppervlakte ervan σσk 12/20
deel van de hele oppervlakte.
Die hele oppervlakte is
π 102 =
100π, dus het getekende deel heeft
oppervlakte 12/20
100π = 60π.
De hele methode samengevat: |
|
|
Hoeveelste deel is de mantelomtrek van
de totale cirkelomtrek?
Zoveelste deel is de manteloppervlakte ook van de totale
cirkeloppervlakte! |
|
|
|
TIPJE
Voor dat "hoeveelste deel" hoef je natuurlijk niet eens de omtrek uit te
rekenen!
Immers, als de grondcirkel straal r heeft, dan is de omtrek ervan
2πr.
Als de schuine blauwe lijn lengte R heeft, dan is de oppervlakte van
de "uitslag"cirkel 2πR.
De verhouding daarvan is 2πr/2πR
en dat is precies r/R.
In het voorbeeld hierboven hadden we dus net zo goed direct
6/10
ste deel kunnen nemen...... |
|
|
Hoe is het met een afgeknotte kegel? |
|
|
Dat is gelukkig erg eenvoudig: doe
hetzelfde als je bij de inhoud al deed. Weet je het nog?
Neem eerst de inhoud van de oorspronkelijke hele kegel, trek daarna de
inhoud van het eraf gesneden deel daar weer af.
Dus in dit geval neem je eerst de oppervlakte van de hele kegel en trek
je daarna de oppervlakte van het eraf gesneden deel daar weer af.
Een voorbeeld zal een boel duidelijk maken, denk ik.
Voorbeeld. |
Hiernaast zie je een
plastic huisje van de speelgoedfirma PLAY&SOFT. Het kan als hut
voor kinderen dienen. De vorm is die van een afgeknotte kegel.
De hoogte van de hut is 150 cm. De grondcirkel heeft een straal
van 80 cm en de bovencirkel een straal van 60 cm.
Het grote gat dat als ingang dient heeft een straal van 40 cm.
Bereken de gekromde oppervlakte van de hut.
Over een hoogte van 150 cm neemt de straal van de cirkel af met
20 cm. Om de oorspronkelijke kegel te krijgen moet dat nog 3
keer gebeuren (van 60 naar 0) dus de oorspronkelijke kegel had
een hoogte van 600 cm. |
|
Een vooraanzicht en een
uitslag van de kegelmantel zie je hieronder (niet op schaal) |
|
|
|
|
|
Het donkergekleurde
deel is de oorspronkelijke hele kegel, het lichtere deel is de
eraf gesneden kegel.
TB2 = 802 + 6002 dus
TB = 605,31.
Dus de omtrek van de grote gestippelde cirkel is 2π
605,31 = 3803,27
De oppervlakte van de grote gestippelde cirkel is
π 605,312 = 1151080
De uitslag is dus 80/605,31ste deel van de hele cirkel.
Dat is 0,1322ste deel, dus de oppervlakte van cirkeldeel TBA in
de uitslag is 0,1322 1151080 = 152130
TD2 = 602 + 4502 dus
TD = 453,98 dus de oppervlakte van de kleine gestippelde cirkel
is
π 453,982 =
647482. Het lichtgekleurde deel is weer 0,1322ste
deel daarvan dus en dat is 85597.
De oppervlakte van de mantel van de
afgeknotte kegel is daarom 152130 - 85597 = 66533 cm2
(daar moet dan dat gat nog vanaf: 66533 -
π 402
≈ 61506 cm2) |
|
|
|
OPGAVEN |
|
|
1. |
Jolanda gaat voor haar
verjaardagsfeestje hoedjes maken uit vierkante kartonnen vellen in mooie
gemengde kleuren. Ze wil dat de hoedjes de vorm van een
kegel krijgen met hoogte 24 cm en de straal van de grondcirkel 6
cm. Ze tekent daarvoor een cirkel op haar vierkante stuk papier
met het middelpunt in het midden van het papier, en knipt er
vervolgens een hap uit. |
|
|
|
|
|
|
a. |
Hoe groot moet de zijde van een kartonnen vel
minstens zijn? |
|
|
|
|
b. |
Als de vellen een minimale afmeting
hebben, hoeveel procent van het karton gooit Jolanda dan
uiteindelijk weg? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2. |
Een Chinese hoed heeft
vaak de vorm van een kegel.
Hiernaast zie je er eentje.
De hoogte van de kegel is 18 cm.
De onderrand heeft een omtrek van 70 cm.
Bereken de oppervlakte van de hoed. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3. |
Het drinkbekertje
hiernaast heeft een hoogte van 20 cm en een inhoud van 0,5
liter.
Bereken de oppervlakte van dit bekertje. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4. |
Een student wiskunde is gek op
formules en ontwikkelt voor de oppervlakte van een kegelmantel
de formule: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Daarbij is r de straal
van de grondcirkel en h de hoogte.
Toon aan dat deze formule klopt. |
|
|
|
|
|
5. |
Bij het Oerol festival
2008 op Terschelling werd bij het project "Walking" de enorme
kegel van klei hiernaast gebouwd door de kunstenaars
Robert Wilson, Theun Mosk en Boukje Schweigman als
eindpunt van de wandeling.
De kegel is ongeveer 8 meter hoog en de grondcirkel heeft een
straal van 3,3 meter, en de kegel is gemaakt van klei.
Bereken hoe dik de wanden van de kegel zijn als er ongeveer 30 m3
klei voor is gebruikt (verwaarloos het gat van de deur en neem
aan dat de wanden overal even dik zijn). |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
6. |
Een gebouw met een
bekende bijnaam in Friesland is "De Lampekap". Het is een
watertoren in Akkrum-Oost, een dorp tussen Leeuwarden en
Heerenveen. Duidelijk zichtbaar vanaf de A32 en 's nachts
verlicht.
De watertoren is ontworpen door architect Wesselman en gebouwd
in 1957.
De toren bestaat uit twee cilinders, en is in totaal 41 meter
hoog.
De bovenste, en breedste, cilinder heeft een hoogte van 9,5
meter en een inhoud van 515 m3.
De breedte van het onderste deel is de helft van die van het
bovenste deel. |
|
|
Als iemand de hele toren wit
zou willen verven, hoeveel m2 moet hij dan verven?
(neem aan dat de bovenkant vlak is en ook geverfd moet worden) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
7. |
Een metalen trechter
heeft afmetingen als in de figuur hiernaast.
Bereken in ιιn decimaal nauwkeurig de totale buitenoppervlakte van deze
trechter. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
8. |
Het dak van het leuke
torentje hiernaast (het staat trouwens in Bettendorf)
heeft de vorm van een kegel.
Het is bedekt met blauwe dakpannen. Het onderste deel met
lichtblauwe pannen en het bovenste deel met donkerblauwe pannen.
De afmetingen zijn als hiernaast.
De oppervlakte van ιιn dakpan is 400 cm2
Bereken hoeveel dakpannen van elke soort zijn gebruikt (neem
aan dat het allemaal mooi in elkaar past, en rond af op gehele
aantallen). |
|
|
|
|
|
|
|
|
9. |
Als huisdieren een wond hebben waar
ze niet aan mogen bijten of likken dan krijgen ze van de
dierenarts een plastic kraag om (in Engeland heet zoiets een "Elizabethan
collar" naar de enorme kragen van koningin Elizabeth)
Dat ziet eruit als hieronder: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De kraag heeft de vorm van een
afgeknotte kegel, en als je hem uit elkaar vouwt krijg je de
figuur rechts.
Voor een bepaalde kraag geldt: AC = BD = 20 cm en
cirkelomtrek AB = 125 cm en cirkelomtrek CD = 35 cm. |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken de oppervlakte van de kraag. |
|
|
|
|
|
|
b. |
Bereken de hoogte van de afgeknotte
kegel in gehele centimeters |
|
|
|
|
|
|
10. |
Tommy Cooper was een
beroemde Britse komiek, vooral herkenbaar door zijn fez: dat is
dat malle petje hiernaast.
De diameter van de onderkant is 18 cm, en de diameter van de
bovenkant is 12 cm.
Verder is de hoogte van de fez ook gelijk aan 12 cm.
Bereken de gekromde oppervlakte van de fez. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
|