|
|
De wetten van Kirchhoff |
ฉ h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|
|
|
|
|
|
|
Gustaf Robert
Kirchhoff hield zich zo rond 1850 bezig met spanning (met
de eenheid V van Volt) en stroom (met de eenheid A van
Amp่re) door weerstanden (met de eenheid
Ω van Ohm) in
elektrische circuits.
Nou werd hij daarbij nogal geholpen door zijn beroemde voorganger Georg
Ohm, die in 1826 een heel belangrijk verband tussen de stroomsterkte (I)
door een weerstand (R) en de spanning (V) over die weerstand
formuleerde:
V = I R |
|
|
Zoals je hierboven
ziet is er over deze "wet van Ohm" zelfs een postzegel in Duitsland
uitgegeven (Met U in plaats van V)
Maar goed, dat is nou ook weer een beetje overdreven van die Duitsers, want deze wet zegt
eigenlijk alleen iets over de stroom en de spanning bij ้้n weerstand.
Kirchhoff zag dit alles in een veel groter verband. Hij beschouwde
netwerken van meer weerstanden, en leidde daar twee wetten voor af. Met
deze twee wetten samen kun je alle spanningen en stromen in een netwerk
van weerstanden berekenen.
Tenminste als je genoeg wiskundekennis hebt natuurlijk.... |
|
|
|
|
1. De stroomwet van Kirchhoff. |
|
|
|
|
|
Kirchhoff bedacht het
volgende:
Als je in een netwerk van weerstanden en spanningsbronnen nou eens ้้n
knooppunt bekijkt, en alle stromen opschrijft die naar dat knooppunt
toelopen. (ze zijn dan negatief als ze de andere kant op gaan).
Dan moet de som van al die stromen gelijk zijn aan nul.
Waarom? Nou, een stroom is een hoeveelheid elektronen die een kant op
bewegen. Als in een knooppunt de stromen niet samen nul zouden zijn, dan
zouden in dat knooppunt de elektronen zich meer en meer gaan ophopen (of
juist ontbreken). En dat kan natuurlijk niet alsmaar doorgaan; dan zou
de zaak ontploffen!!!!
Daarom moet voor elk knooppunt in een evenwichtstoestand gelden:
|
De som van de stromen naar elk knooppunt is
NUL |
|
|
|
|
|
|
|
|
2. De spanningswet van
Kirchhoff. |
|
|
|
|
Verder bekeek Kirchhoff een LUS van een elektrisch circuit. Dat is een route die in
een bepaald punt begint en daar ook weer eindigt. Een rondje dus.
Hij redeneerde:
"Omdat de spanning in het beginpunt en het eindpunt van de lus hetzelfde
is (het is immers hetzelfde punt), moeten alle spanningsverschillen
in de lus opgeteld samen NUL opleveren"
Nou kun je in een lus twee soorten spanningsverschillen tegenkomen:
Bij een spanningsbron is het spanningsverschil
gegeven.
Bij een weerstand is het spanningsverschil V = I R
(de wet van Ohm). |
|
|
|
|
|
Bedenk steeds wel dat
de stromen van + naar - gaan. Dat verklaart het minteken van V in de
vergelijking bij de figuur . Immers als je de lus ronddraait in de aangegeven richting
gaan de stromen van + naar -, maar de spanningsbron van - naar +. |
|
|
|
|
Combineren maar... |
|
|
|
|
Kirchhoff bedacht
toen het volgende (je moet er maar opkomen...): |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
En het goede nieuws
voor Kirchhoff is: "Je kunt die inderdaad oplossen!"
In het volgende voorbeeld zie je het geweldige systeem van
Kirchhoff in werking. |
|
|
|
Het is een circuit
met vijf weerstanden met grootte 1, 1, 2, 2 en 3
Ω en een
spanningsbron van 20V.
De vraag is: hoeveel stroom loopt er door al die draden?
Je denkt misschien dat je met je natuurkundekennis van parallelle en
serie vervangingsweerstanden alles best kunt uitrekenen, maar dat
zal je tegenvallen.
Je hebt echt wiskunde nodig!!!! |
|
|
|
Nou, dan gaan we
eerst maar eens op zoek naar alle knooppunten en alle lussen
In de figuur hiernaast zie je dat er drie lussen zijn (de groene pijlen
hiernaast) en vier knooppunten (de gele stippen), en daarin
heb ik alle stromen en spanningen een naam gegeven (de richting van de
stromen is voorlopig willekeurig, als ze straks negatief blijken te zijn
dan gingen ze kennelijk de andere kant op).
Laten we voor elke lus en elk knooppunt een vergelijking van Kirchhoff
opstellen. Dat geeft (elke keer V = I R gebruiken): |
|
|
|
|
|
|
lus 1: |
2 I2 + 2 I5
- I3 = 0 |
...(1) |
lus 2: |
I4 - 3 I6 -
2 I5 = 0 |
...(2)
|
lus 3: |
I3 + 3 I6 +
20 = 0 |
...(3) |
knooppunt: |
I1 - I3 - I2
= 0 |
...(4) |
knooppunt: |
I2 - I4 - I5
= 0 |
...(5) |
knooppunt: |
I5 + I3 - I6
= 0 |
...(6) |
knooppunt: |
I4 + I6 - I7
= 0 |
...(7) |
|
|
|
|
En daar is een
stelsel van 7 vergelijkingen met 7 onbekenden!!!
Dat gaan we doen met substitutie.
E้n voor ้้n werken we alle variabelen weg.
Kijk maar hoe het werkt: |
|
|
|
|
|
Uit (4) volgt I1
= I2 + I3, maar die I1 komt verder
nergens in voor.
Uit (5) volgt I2 = I4 + I5, dus
in (1) kun je I2 daardoor vervangen.
Dat geeft de tussenstand: |
|
I1 = I2
+ I3 |
...(4) |
I2 = I4
+ I5 |
...(5) |
2 (I4 + I5) + 2 I5
- I3 = 0 |
...(1b) |
I4 - 3 I6 -
2 I5 = 0 |
...(2) |
I3 + 3 I6 +
20 = 0 |
...(3) |
I5 + I3 - I6
= 0 |
...(6) |
I4 + I6 - I7
= 0 |
...(7) |
|
|
|
(Die grijzen hebben
we gebruikt, en zijn voorlopig niet meer nodig)
Uit (7) volgt I7 = I4 + I6, maar
die I7 komt verder nergens in voor.
Uit (6) volgt I6 = I3 + I5, dus
in (2) en (3) kun je I6 daardoor vervangen.
Dat geeft de tussenstand: |
|
I1 = I2
+ I3 |
...(4) |
I2 = I4
+ I5 |
...(5) |
I7 = I4
+ I6 |
...(7) |
I6 = I3
+ I5 |
...(6) |
2 (I4 + I5) + 2 I5
- I3 = 0 |
...(1b) |
I4 - 3 ( I3 + I5) -
2 I5 = 0 |
...(2b) |
I3 + 3 ( I3 + I5) +
20 = 0 |
...(3b) |
|
|
|
Laten we die laatste
drie eerst maar even fatsoeneren: |
|
2I4 + 4I5
- I3 = 0 |
...(1b) |
I4 - 3I3 -
5I5 = 0 |
...(2b) |
4I3 + 3I5 +
20 = 0 |
...(3b) |
|
|
|
Uit (1b) volgt nu I3
= 2I4 + 4I5, dus in (2b) en (3b) kun je I3
daardoor vervangen: |
|
I3 = 2I4
+ 4I5 |
...(1b) |
I4 - 3(2I4 + 4I5) -
5I5 = 0 |
...(2c) |
4(2I4 + 4I5) + 3I5 +
20 = 0 |
...(3c) |
|
|
|
De laatste twee weer
herschrijven: |
|
-5I4 - 17I5 = 0
|
...(2c) |
8I4 + 19I5 +
20 = 0 |
...(3c) |
|
|
|
Uit (2c) volgt nu
I4 = -3,4I5, dus in (3c) kun je I4
daardoor vervangen. |
|
I4 = -3,4I5
|
...(2c) |
8ท -3,4I5
+ 19I5 +
20 = 0 |
...(3d) |
|
|
|
Uit deze laatste
vergelijking volgt nu eenvoudig dat I5 = 100/41
≈ 2,44 A
Door al die grijze vergelijkingen "terug" te gebruiken kun je
achtereenvolgens alle andere stromen berekenen.
Dat geeft achtereenvolgens: |
|
I5 ≈
2,44 A
I4 ≈
-8,29 A
I3 ≈
-7,22 A
I6 ≈
-4,78 A
I7 ≈
-12,86 A
I2 ≈
-5,85 A
I1 ≈
-12,86 A |
|
|
|
|
|
Daarmee zijn alle stromen bekend.
Gelukkig zijn I1 en I7 gelijk....PHEW!!
vervangingsweerstand.
Omdat de stroom in de hoofddraad gelijk is aan I1 = I7
≈ -12,86 A en V = 20 V zou je dit
hele netwerk van weerstanden dus kunnen vervangen door ้้n weerstand van
R ≈ 20/12,86 = 1,55Ω. |
|
|
|
|
Je ziet; het is wel
vrij veel werk, maar gelukkig allemaal niet zo moeilijk. Op deze manier
kun je elk netwerk van weerstanden en spanningsbronnen doorrekenen. Met
alleen maar lineaire vergelijkingen. |
|
|
|
|
|
|
|
|
OPGAVEN |
|
|
|
|
1. |
Bereken alle stromen in het volgende netwerk
(alle weerstanden zijn 2Ω): |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2. |
In de natuurkunde boekjes staat dat als twee
parallelle weerstanden R1 en R2 vervangen
moeten worden door een vervangingsweerstand R, dat dan moet
gelden: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Het is niet supermoeilijk die
vergelijking met wat natuurkundekennis af te leiden, maar het
kan ook direct door de wetten van Kirchhoff te gebruiken.
Geef die afleiding. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
ฉ h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|
|
|
|
|