© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)

Sinusoïden.
We hebben ooit ZES regels geleerd die beschrijven hoe grafieken veranderen als formules veranderen. Hier zijn ze nog een keer:
de formule: de grafiek:
1.  hele formule + a. grafiek schuift a omhoog.
2.  x vervangen door x - a. grafiek schuift a naar rechts.
3.  hele formule × a. afstand tot de x-as a keer zo groot.
4.  x vervangen door  ax. afstand tot de y-as  1/a keer zo groot.
5.  min voor de hele formule spiegelen in de x-as.
6.  x vervangen door -x. spiegelen in de y-as.
We bekijken vijf van deze zes regels nog eens nauwkeurig, nu toegepast op een sinusgrafiek.
1.  Hele formule × b
Dat geeft  
y
= bsinx.
De afstand tot de x-as wordt b keer zo groot. Dat betekent dat de amplitude gelijk is aan b

2.  x vervangen door cx
Dat geeft  
y
= b sin(cx)
.
De afstand tot de y-as wordt  1/c keer zo groot. Dat betekent dat de periode 1/c keer zo groot wordt, en die was 2p dus die wordt  1/c • 2π = 2π/c

3.  x vervangen door x - d
Dat geeft  
y
= bsin(c(x - d))

De grafiek schuift d naar rechts. Dat betekent dat het beginpunt gelijk wordt aan x = d

4. Een minteken voor de hele formule.
Dat geeft  
y
= -bsin(c(x - d))

De grafiek wordt gespiegeld in de x-as.

5.  De hele formule + a.
Dat geeft  
y
= a - bsin(c(x - d))
De grafiek schuift a omhoog.
Dat betekent dat de evenwichtslijn de lijn y = a wordt. 

samengevat:

Om op te letten:
a Geeft de evenwichtslijn aan. Als a negatief is, betekent dat dat de grafiek omlaag geschoven is.
a kan vooraan maar ook achteraan de formule staan.
Bijvoorbeeld:  3 + 2sin(x - 5)  is hetzelfde als  2sin(x - 5) + 3
± + betekent niet spiegelen in de evenwichtslijn, - betekent wel spiegelen in de evenwichtslijn. Voor sinusgrafieken betekent spiegelen, dat de grafiek vanaf het beginpunt eerst omlaag gaat in plaats van omhoog. Voor cosinusgrafieken betekent spiegelen dat de grafiek onderaan begint in plaats van bovenaan.
b De amplitude. Dat is de afstand van een top tot de evenwichtslijn.
c De nieuwe periode wordt  2π/c. Denk erom dat deze c buiten haakjes moet staan. 
Dus moet je eerst bijv.  sin(2x + 6) veranderen in  sin(2(x + 3)) 
d Als er staat x - dan is het beginpunt x = d  en als er staat x + d dan begint de grafiek bij x = -d
Een sinusgrafiek begint op de evenwichtslijn, een cosinusgrafiek begint bovenaan (of onderaan als hij is gespiegeld).
 
Vertrouw je eigen verstand, niet je rekenmachine!!!
PLOT op je rekenmachine (radialen) de grafieken van  y = sin(47x) en y = sin(48x) en y = sin(49x) met WINDOW 
Xmin = -2p, Xmax = 2p, Ymin = -2, Ymax = 2
Leg uit waarom de grafieken die je krijgt niet kunnen kloppen!

Hûh??
Hoe kan dat?
 
   
 
 
  OPGAVEN
1. Schets één periode van de grafiek van de volgende functies:
           
a.  y = sin0,2(x + π) . d. f(x) =  -1/4cos(4x + 1/6π)
           
b. y = 3cos2x - 5 e. f(x) = 8 - 4sin(x - 3)
           
c. f(x) = 4 - 2cos(3(x + 1/3π) f. y = 6 - 2sin(x + 1/4π)
2. Gegeven zijn de functies f (x) = 3 + sin(0,25px)  en  g(x) =  -1 + 5cos(px - 2p)
Hieronder zie je dat de grafieken van f en g elkaar lijken te raken in een punt P
       
 

       
  a. Toon algebraïsch aan dat dat inderdaad zo is.
       
b. Noem nog een paar raakpunten van deze grafieken.
         
3. Op het domein   [0, 20]  zijn gegeven de functies:
f
(x) = 8sin(πx/8)  en  g(x) = 4/3 + 2cos(x
- 11)
De lijn m
die door een top en door een nulpunt van de grafiek van f gaat, gaat ook door een top van de grafiek van g. Zie de figuur.
Toon dat aan.
         
 

         
4. Gegeven is de functie  f(x) =  3cos(p/6×x - p))  met domein  [20, 28]
Hieronder zie je de grafiek van f(x).
         
 

         
  De grafiek lijkt wel wat op een bergparabool, vind je niet?
  Geef de vergelijking van de parabool die dezelfde top en nulpunten heeft als de grafiek van f(x)
         
 

© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)