|
|||||
Bekijk twee lijnen l1
en l2 die elkaar loodrecht snijden, zoals
hiernaast getekend is. Wat is er te zeggen over de richtingscoëfficiënten? Om daar iets over te ontdekken nemen we vanaf het snijpunt een stap van 1 opzij, zoals getekend in de figuur hiernaast. Dus AS = SC = 1 Dan horen dan stappen AB en CD omhoog en omlaag. Die zijn gelijk aan de richtingscoëfficiënten van de lijnen. Omdat lijn l1 stijgt is AB = a1 en omdat lijn l2 daalt is CD = -a2. waarbij a1 en a2 de richtingscoëfficiënten van de lijnen zijn. |
|||||
Ik beweer dat de driehoeken ASB
en CDS gelijkvormig zijn. Dat kun je zó zien: stel dat driehoek ABS een rechte en een rode en een groene hoek heeft. Dan is rood + groen samen 90º. Maar de drie hoeken bij S op lijn AC zijn samen 180º, waarbij de middelste gelijk is aan 90º. Dus is die hoek DSC saemn met de groene óók 90º. Dus moet die hoek wel gelijk zijn aan de rode. Maar dan is de andere hoek van driehoek CDS weer gelijk aan de groene. De beide driehoeken hebben dus dezelfde hoeken, dus ze zijn gelijkvormig. |
|||||
|
|||||
Conclusie: | |||||
|
|||||
De afstand van een punt tot een lijn. | |||||
Dat loodrecht snijden van twee grafieken kun
je mooi gebruiken om de (kortste) afstand van een punt P tot een lijn
l te berekenen. Dat gaat met de volgende drie stappen: - geef de formule van een lijn m die door P gaat en loodrecht op l staat. - bereken het snijpunt S van m en l. - bereken de afstand van P tot S met Pythagoras. |
|
||||
Voorbeeld.:
Bereken de afstand van punt P(4, 6) tot de lijn l: 4x
+ 3y = 14 l is de lijn y = 14/3 - 4/3x Loodsrecht daarop staat een lijn m met richtingscoëfficiënt 3/4 (want -4/3 • 3/4 = -1) Die lijn gaat door P, dus 6 = 3/4 • 4 + b en dat geeft b = 3 dus m is de lijn y = 3/4x + 3 Snijden met l geeft 4x + 3(3/4x + 3) = 14 4x + 21/4x + 9 = 14 61/4x = 5 x = 0,8 en y = 3,6 dus S = (0.8, 3.6) De afstand is PS = √((4 - 0,8)2 + (6 - 3,6)2) = √16 = 4 (In de volgende les zullen we dit nog automatiseren, en daar komen we tot een afstandsformule) |
|||||
OPGAVEN | |||||