|
|
Substitutie. |
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
|
We hebben tot nu toe twee
manieren gezien om vergelijkingen met hogere machten dan een kwadraat op
te lossen.
eerste manier:
Als er maar één x in de vergelijking staat kun je de
balansmethode gebruiken,
en dan gebruiken dat xn = p ⇒
x = p1/n
(oppassen met even n).
Voorbeeld: Los op: 2 •
(3x - 4)4
- 5 = 27
Oplossing: 2 • (3x - 4)4 =
32 ⇒ (3x - 4)4
= 16 ⇒ 3x - 4 = 161/4
= 2 ∨ 3x - 4 = -161/4
= -2
⇒ 3x = 6 ∨
3x = 2 ⇒ x
= 2 ∨ x = 2/3
tweede manier:
Herleid de vergelijking op nul en ga daarna ontbinden in factoren ("dubbelen
zoeken").
Gebruik daarna de eigenschap A • B =
0
⇒ A = 0
∨
B = 0.
Voorbeeld: Los op: 12x4
= 3x6
Oplossing: 12x4 - 3x6 =
0 ⇒ x4(12 - 3x2
) = 0 ⇒ x4 =
0 ∨ 12 - 3x2 =
0 ⇒ x = 0 ∨
x2 = 4
⇒ x = 0 ∨
x = 2 ∨ x =
-2 |
|
|
Maar het wiskunde-leven is niet
altijd zo mooi.
Neem de volgende vergelijking: x4
- 13x2
+ 36 = 0
• De eerste manier hierboven werkt niet, want er zitten twee x-en
in de vergelijking en die kun je niet samennemen.
• De tweede manier hierboven werkt niet want er zijn geen
"dubbelen" te vinden.
HELAAS.... volgende som dan
maar?
Nee, wacht!
Er is nog een laatste truc die in sommige gevallen werkt, en dat is de
methode van "substitutie". Dat betekent letterlijk
"vervanging" en het gaat als volgt:
x4 - 13x2 + 36 = 0 is
hetzelfde als (x2)2
- 13x2
+ 36 = 0
En nu valt het op dat het "blokje" x2 er
vaker in staat. Je kan de opgave lezen als (...)2
- 13 • (...) + 36 = 0
Laten we dat blokje een andere naam geven: noem x2
= p
Dan staat hierboven p2 - 13p + 36 = 0
En díe is wél op te lossen: (p - 9) • (p
- 4) =
0 ⇒ p = 9 ∨
p = 4
Maar omdat p gelijk was aan x2 moet dus
gelden x2 = 9 ∨
x2 = 4
Daaruit volgt dan tenslotte x = 3 ∨
x = -3 ∨ x =
2 ∨ x = -2 |
|
|
1. |
Los op: |
|
|
a. x4 + 2x2
- 15 = 0 |
|
f. 6 • (2x - 4)3 =
(2x - 4)2 |
|
|
b. 9x2 + x4
+ 18 = 0 |
|
g. x8 = 4x4
+ 12 |
|
|
c. x4 + 14 = 9x2 |
|
h. x8
- 5x5
+ 4x2 = 0 |
|
|
d. 3x4
- 6x2
= 144 |
|
i. x7
- x5
- 6x3 = 0 |
|
|
e. x6 + 4x3
= 12 |
|
j. x2 (x2
+ 5) = 2(x2 - 1) |
|
|
|
|
2. |
Gegeven is de
vergelijking x4 - x2 + p
= 0
Maak een grafiek met op de horizontale as de waarde van p en
op de verticale as het aantal oplossingen van deze vergelijking. |
|
|
|
3. |
examenvraagstuk VWO Wiskunde B,
1985. Met domein R\{0} is
gegeven de functie: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Voor welke p
∈ R heeft Kf precies
vier punten met de lijn y = px gemeen? |
|
|
|
4. |
examenvraagstuk HAVO Wiskunde B,
2012. |
|
|
|
|
De functie f
is gegeven door
f (x) = x2
+ 12x -2,
met x > 0.
In de figuur hiernaast is de grafiek van
f
getekend.
Een horizontale lijn snijdt de grafiek van
f
in de punten
A
en
B.
De x-coördinaat
van A
is 1.
Bereken de
x-coördinaat
van B.
Geef je antwoord in twee decimalen
nauwkeurig. |
|
|
|
|
|
|
5. |
Een
rechthoekige driehoek heeft schuine zijde 10 en oppervlakte 24.
Bereken de omtrek. |
|
|
|
|
|
|
|
6. |
Voor welke waarden van a heeft de vergelijking
3x + 31 - x = a minstens één
oplossing? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Het kan
natuurlijk ook met gebroken machten.... |
|
|
Neem
bijvoorbeeld: x3
- 6x√x
- 16 = 0
Op onze blokjesjacht valt op dat x√x
= x1 • x0,5 = x1,5
en x3 is precies daar het kwadraat van.
Noem daarom p = x√x
= x1,5 dan staat er p2
- 6p - 16 = 0
Dat geeft (p + 2)(p - 8) = 0 ⇒
p = -2 ∨ p = 8
x1,5 = -2 heeft geen oplossing en x1,5
= 8 geeft x = 81/1,5 = 82/3 = 4 |
|
|
7. Los algebraïsch op, en geef
indien nodig je antwoorden in twee decimalen nauwkeurig.: |
|
a. x√x
+ x3 = 30 |
|
e. √(x +
1) + x + 1 = 20 |
|
|
b. x - 4√x
+ 4 = 0 |
|
f. 2√x
= x - 24 |
|
|
c. 2x5 = x2√x
+ 10 |
|
g. x3√x
- 3x2 = 10√x |
|
|
d. x3/4 = x√x
- 6 |
|
h. 22x -
10 • 2x + 16 = 0 |
|
|
|
|
8. |
Los de opgaven b, e en
f
hierboven ook op met de methode van "isoleren,
kwadrateren, controleren".
Kijk of je dezelfde antwoorden als hierboven vindt. |
|
|
|
|
|
9. |
Gegeven is de familie van
functies fp (x) = x + p
en ook de functie g(x) = √(x
- 1)
Hieronder staan voor een aantal waarden van p de
grafieken van fp en g getekend. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Het valt natuurlijk meteen op dat de
grafieken van fp en g soms twee
snijpunten hebben, soms één en soms geen.
Het moment van geen snijpunten meer begint zo te zien ergens
tussen p = -1 en p = 0.
De vraag is natuurlijk: "Bij welke p?" |
|
|
|
|
a. |
Toon aan dat je, om een
eventueel snijpunt te berekenen, de vergelijking x
- 1 - √(x
- 1) + p
+ 1 = 0
moet oplossen. |
|
|
b. |
Verander door een handig
blokje te kiezen de vergelijking uit vraag a) in
een kwadratische vergelijking. |
|
|
c. |
Bepaal met de vergelijking
uit b) voor welke p-waarden er één snijpunt zal
zijn. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|