De oppervlakte van een doorsnede. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Natuurlijk ga je dan
eerst die doorsnede tekenen volgens de methodes die je in de vorige
lessen hebt geleerd. Daarna zou ik, altijd het volgende doen: |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nou, daar moet je het mee doen. Ik kan nog wel een paar tips geven die misschien handig werken bij dit soort problemen: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tip1: De oppervlakte van een willekeurige driehoek. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Neem een willekeurige
driehoek waarvan je de zijden op de één of andere manier hebt
uitgerekend. Stel bijvoorbeeld dat de zijden gelijk zijn aan 10 en 13 en 15 zoals hiernaast. Teken dan de hoogtelijn vanaf één van de drie hoeken, zoals hiernaast
in de onderste figuur is gebeurd. |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schrijf Pythagoras nu
twee keer op: I: x2 + h2 = 100 II: (13 - x)2 + h2 = 225 Als je dat van elkaar aftrekt dan krijg je (13 - x)2 - x2 = 125 169 - 26x + x2 - x2 = 125 26x = 44 x = 44/26 ≈ 1,69 Dan is h2 = 100 - x2 = 100 - (1,69)2 = 97,13 Dat geeft h = 9,86 De oppervlakte is dan 1/2 • 13 • 9,86 = 64,1 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tip 2: Een willekeurige afstand tussen twee punten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stel dat je in de
kubus links om één of andere reden de afstand PQ wilt weten (kijk in
opgave 3: daar is dat nodig!) Dan kun je zoals in de rechterfiguur ernaast is getekend een wandeling van P naar Q maken via de ribben van de kubus. Als je dan een kortste route kiest (rechts staat één mogelijkheid) dan kun je de lengte PQ berekenen door die afstanden te kwadrateren en dan daar de wortel van te nemen. In dit voorbeeldgeval is de afstand gelijk aan √(62 + 82 + 42 ) = √116 (Uitgebreidere uitleg hierover staat in deze les.) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tip 3: Lijnen evenwijdig aan een zijde van een driehoek. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kijk eerst maar naar
het erg eenvoudige voorbeeldje hiernaast. In driehoek ABC is NM de lijn
die de middens van twee zijden verbindt. Zo'n lijn heet een
middenparallel (het woord zegt het al: door de middens van
twee zijden, en evenwijdig aan de derde zijde) De lengte van zo'n middenparallel is precies de helft van de zijde waaraan hij evenwijdig is. In het geval hiernaast is NM dus gelijk aan 3,6. Dat komt natuurlijk omdat driehoek ANM precies de helft is van ABC (de hoeken zijn gelijk en AN is de helft van AB |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We kunnen dat
makkelijk uitbreiden naar andere evenwijdige lijnen in driehoeken.
Hiernaast is PQ evenwijdig aan BC. Dus zijn de driehoeken AQP en
ABC gelijkvormig (F-hoeken). Omdat AC = 5,5 en AP = 3,7 is driehoek AQP 3,7/5,5-ste deel van ABC. Dus is PQ ook 3,7/5,5 -ste deel van BC Dus is PQ gelijk aan 3,7/5,5 • 7,2 ≈ 4,84 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorbeeld. In de balk hiernaast is doorsnede GPB getekend waarbij P op CD ligt zodat PC = 5. Vlak V gaat door M en is evenwijdig aan GPB. Bereken de oppervlakte van de doorsnede van V met de balk in één decimaal nauwkeurig. |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nou, eerst die
doorsnede maar eens construeren. Teken MQ evenwijdig aan GP (beiden in het achtervlak) Teken QR evenwijdig aan PB (beiden in het grondvlak) Teken RS evenwijdig aan GP )voorvlak evenwijdig aan achtervlak) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De doorsnede is dan
vierhoek MQRS Eerst maar eens de lengtes berekenen met Pythagoras. MQ = SR = √(52 + 62) = √61 MS = QR = √(52 + 42) = √41 Is MQRS een rechthoek? Tja........ MR2 = 42 + 62 = 52 Omdat MR2 niet gelijk is aan MS2 + SR2 geldt Pythagoras NIET en is de hoek MSR dus geen 90º. |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De doorsnede ziet er
(ongeveer) uit als hiernaast. x2 + h2 = (√41)2 (√61 - x)2 + h2 = (√52)2 Trek deze van elkaar af: (√61 - x)2 - x2 = 11 61 - 2x√61 + x2 - x2 = 11 2x√61 = 50 x = 50/2√61 ≈ 3,20 Dan is h ≈ 5,55. De oppervlakte is dan 5,55 • √61 ≈ 43,3. |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |