|
|
OPGAVEN |
|
|
1. |
Een groenteboer zet aan het begin van de dag 200 kg komkommers
buiten, die voor 99% uit water bestaan. Door de hitte verdampt er veel
water uit de komkommers, en daarom bestaan ze aan het eind van de dag nog maar voor 98% uit water.
Hoeveel kg komkommers heeft
de groenteboer over aan het eind van de dag? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2. |
Op een kantoor is het aantal vrouwelijke
medewerksters meer dan 60% maar minder dan 65%.
Kunnen er op het kantoor 15 mensen werken? En 11? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3. |
Een
reep chocolade kost nu €1,12
De supermarkt verhoogt de prijs.
Daardoor wordt er 20% minder chocolade verkocht, en dalen de inkomsten
uit de chocoladeverkoop met 10%.
Wat is de nieuwe prijs? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4. |
Een leerling is ofwel gezond, ofwel ziek. Onderstel
dat als een leerling vandaag gezond is,
er 95% kans is dat hij morgen nog gezond is en, als een leerling vandaag
ziek is dat er 55% kans is dat hij
morgen nog ziek is.
Vandaag is 20% van de leerlingen ziek.
Hoeveel
procent zieken verwachten we dan overmorgen? |
|
|
|
|
|
|
5. |
Een pot choco van Quote D’or bevat 300 g choco en
kost 65% meer dan een pot choco van
Quatta die 400 g choco bevat.
Hoeveel % is de choco van Quote D’or duurder dan de
choco van Quatta? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
6. |
In
ons land is 20% van de meisjes van nature blond.
Toch heeft 40% van de meisjes blond haar.
Hoeveel procent van de niet-blonde meisjes laat zich blonderen? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
7. |
Voor
een kinderfeest maken twee vrijwilligers chocolademelk. De ene maakt 12
liter met een chocoladegehalte van 10%, de ander maakt 5 liter met een
chocoladegehalte van 25%.
Omdat de ene drank te flauw en de andere drank te sterk smaakt,
besluiten ze de twee soorten te mengen zodat het
chocoladegehalte 15% is.
Hoeveel liter met een gehalte van 15% kunnen ze dan maximaal
maken? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
8. |
Een vaas is gevuld met muntstukken en parels, telkens
gemaakt uit zilver of goud.
Twintig procent van de voorwerpen in de vaas
zijn parels.
Veertig procent van de muntstukken in
de vaas zijn gemaakt van zilver.
Hoeveel procent van de
voorwerpen in de vaas zijn dan
gouden muntstukken? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
9. |
M is
30% van Q,
Q is
20% van P
N is
50% van P
Hoeveel procent is M van
N? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
10. |
An woont een voetbalwedstrijd bij te Antwerpen en
schat er het aantal toeschouwers op 50000.
Bernard woont een voetbalwedstrijd bij te Brussel en schat het aantal
toeschouwers daar op 60000. Een
secretaris van de voetbalbond, die het correcte aantal toeschouwers
van beide wedstrijden kent, merkt op
dat:
• het werkelijk aantal toeschouwers te
Antwerpen minder dan 10% afwijkt van de raming
van An.
• de schatting van Bernard
minder dan 10% afwijkt van het werkelijk aantal toeschouwers te
Brussel.
Wat is (afgerond op duizendtallen) het grootst mogelijke verschil tussen de aantallen toeschouwers van beide
wedstrijden? |
|
|
|
|
|
|
11. |
In de demografie (= bevolkingskunde) hanteert men de
begrippen "groene druk" en "grijze druk". De
bevolking wordt daartoe ingedeeld in drie categorieën:
groen-midden-grijs. Het groene deel bestaat uit de mensen die te jong
zijn om te werken. Het grijze deel zijn degenen die te oud zijn om te
werken. Het middendeel is de rest. De groene druk is het getal
dat aangeeft hoeveel procent het groene deel is van het middendeel. En
op dezelfde manier geeft de grijze druk hoeveel procent
het grijze deel is van het middendeel.
Voor
Nederland geldt de volgende tabel: |
|
|
|
|
|
|
|
jaar |
groene druk (in %) |
midden (aantal) |
grijze druk (in %) |
totaal (aantal) |
1992 |
23,34 |
11264308 |
15,38 |
? |
1993 |
24,53 |
? |
16,27 |
15876334 |
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Bereken
de twee vraagtekens uit deze tabel. |
|
|
|
|
|
|
|
b. |
De
groene druk is toegenomen van 23,34 naar 24,53. Hoeveel procent
toename is dat? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
12. |
Hoe gekleurd is onze samenleving?
Hieronder is een figuur, gebaseerd op de CBS (Centraal Bureau voor de
Statistiek) gegevens van 1987. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De
getallen geven aan hoeveel procent van het aantal Nederlanders dat in
Nederland woont de staaf weergeeft. In 1987 woonden er in totaal
14661293 Nederlanders in Nederland. |
|
|
|
|
|
|
|
a. |
De
percentages zijn afgerond op twee decimalen. Hoeveel Britten hebben er
maximaal en minimaal in 1987 in ons land gewoond volgens deze gegevens? |
|
|
|
|
|
|
|
b. |
Het
aantal Nederlanders dat in het buitenland woont was in 1987 gelijk aan
4,06% van het totaal aantal Nederlanders. Laat zien dat dat ongeveer
620000 Nederlanders zijn geweest. |
|
|
|
|
|
|
|
c. |
Woningnood
en werkeloosheid worden door sommigen toegeschreven aan "De
Buitenlanders".
Wat verwacht je voor de woningnood en de werkeloosheid in Nederland als
iedereen weer in zijn eigen land zou gaan wonen? |
|
|
|
|
|
|
13. |
examenvraagstuk HAVO wiskunde A, 1990. |
|
|
|
|
Hiernaast staat een fragment
uit een artikel over ontwapening in de Volkskrant van 9 december 1989. |
Dwars tegen de verkiezingsleuzen in kondigde de
Amerikaanse minister van defensie, Richard Cheney, aan dat
hij het komende begrotingsjaar op defensie 15 miljard dollar
wil bezuinigen.
Dat is 5 procent van de defensiebegroting van 1989
....
Het Amerikaans weekblad Business Week liet de
economische gevolgen van deze diep ingrijpende bezuinigingen
doorrekenen, uitgaande van een bezuiniging van 5 procent per
jaar op defensie. |
|
|
|
|
|
|
|
|
Het uit de tekst hiernaast niet duidelijk
wat Business Week bedoelt met een bezuiniging van 5% per jaar op
defensie.
De volgende twee opvattingen zijn mogelijk: |
|
(I) |
de defensie begroting wordt, te
beginnen met 1990, elk jaar verminderd met 5% van de begroting van 1989. |
|
(II) |
de defensiebegroting wordt elk
jaar verminderd met 5% van de begroting van het voorafgaande jaar. |
|
|
|
|
|
|
|
Dat maakt wel degelijk verschil. |
|
|
|
|
|
|
|
Zoek voor beide opvattingen uit hoeveel jaar
het duurt voor de defensiebegroting gehalveerd is ten opzichte van de
begroting van 1989. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
14. |
examenvraagstuk HAVO wiskunde A, 1993. |
|
|
|
|
|
|
|
|
Soms zie je over de weg een zwarte kabel
liggen verbonden met een kastje. Hiermee wordt geteld hoe vaak de kabel
door passerende auto's wordt ingedrukt. Het apparaat telt niet het
aantal auto's, maar het aantal assen. Het is niet mogelijk om direct het
aantal auto's te tellen omdat niet elke auto - denk maar aan grote
vrachtwagens en bussen of personenauto's met aanhanger - twee assen
heeft. Voor het gemak maken we slechts onderscheid tussen personenauto's
(2 assen) en vrachtwagens (2 of meer assen). Neem in het vervolg van
deze opgave aan dat een vrachtwagen 'gemiddeld' 2,64 assen heeft. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Op zekere dag zijn er 3000 auto's
gepasseerd. Neem aan dat 25% van de gepasseerde auto's vrachtwagens
zijn. |
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Geef een schatting van het
totale aantal assen dat die dag geteld is. Licht je antwoord toe. |
|
|
|
|
|
|
|
|
Op een dag zijn er 3000 auto's
gepasseerd Het aantal vrachtwagens hiervan was V% van 3000. Een
teller heeft 6635 assen geteld. |
|
|
|
|
|
|
|
|
b. |
Bereken V. |
|
|
|
|
|
|
|
|
Het aantal auto's (dus
personenauto's en vrachtwagens samen) dat op een werkdag passeert noemen
we N, het percentage vrachtwagens noemen we weer V, en het aantal
getelde assen noemen we A. Voor V kun je betrouwbare schattingen geven
die per dag niet veel zullen variëren, en het aantal getelde assen A
wordt dagelijks gemeten. Men wil nu een formule hebben waarmee je uit V
en A een schatting voor het aantal gepasseerde auto's N kunt berekenen. |
|
|
|
|
|
|
|
|
c. |
Stel zo'n formule op. |
|
|
|
|
|
|
|