|
|||||
Boek III, propositie 19. | |||||
|
|||||
Teken de lijn vanaf R
loodrecht op de raaklijn
(I-11). Stel dat het middelpunt M niet op deze lijn ligt. Teken MR. Dan is de rode hoek 90º (III-18) Maar de hoek van de andere lijn met de raaklijn is ook 90º. Dan zou het kleinere gelijk zijn aan het grotere en dat kan niet. Dus ligt M wel op de loodrechte lijn. |
|
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |