|
|||||
Boek III, propositie 18. | |||||
|
|||||
Neem een cirkel met
middelpunt M en de raaklijn in punt R. Stel dat MR niet loodrecht op de raaklijn staat. Teken dan MA loodrecht op de raaklijn. (I-12) Dan is MAR 90º dus is MRA minder dan 90º (I-17) Dan is MR groter dan MA (zijde tegenover de grotere hoek is groter) (I-19) Maar MR = MB dus is MB ook groter dan MA Dan is het kleinere groter dan het grotere en dat is onmogelijk. Dus MR staat loodrecht op de raaklijn. |
|
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |