|
|||||
Boek IV, propositie 6. | |||||
|
|||||
Teken twee diameters
AB en CD die loodrecht op elkaar staan. (I-11) De drieghoeken AMD en BMD zijn congruent (ZHZ) (I-4) Dus AD = BD Op dezelfde manier is AD = BD = BC = CA dus vierhoek ABCD heeft vier gelijke zijden. Omdat BD een diameter is, is hoek BDA 90º (Thales) (III-31) Op dezelfde manier zijn de andere hoeken van de vierhoek 90º. Dus ABCD is een vierkant. |
|
||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |