|
|||||
Boek I, propositie 34. | |||||
|
|||||
AB // CD dus de rode
hoeken zijn gelijk (Z-hoeken)
(I-29) AC // BD dus de groene hoeken zijn gelijk (Z-hoeken) (I-29)
ABD en ACD zijn congruent (HHZ)
(I-26) |
|
||||
Euclides gebruikt
hier nog niet het woord parallellogram, dat doet hij pas vanaf I-35. Hij heeft het hier nog over "parallellogrammig-oppervlak" |
|||||
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |