1. |
Bereken algebraïsch: |
|
|
|
|
|
|
a. |
12 + 19 + 26 + 33 + 40 + ... + 208 |
|
|
|
|
|
|
b. |
2 + 57 + 112 + 167 + 222 + ... + 6822 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2. |
Een boer heeft 2000 geiten.
Elke geit geeft elke dag een halve liter melk.
Echter, elke dag worden er 5 geiten geslacht (nadat ze melk
hebben gegeven).
De eerste dag krijgt de boer dus 1000 liter melk.
Na 400 dagen zijn alle geiten weg.
Hoeveel liter melk heeft de boer dan in totaal gekregen? |
|
|
|
|
|
|
3. |
Een kunstenaar gaat een geluidswal langs een
snelweg versieren. Dat doet hij door er afwisselend zwarte en
rode verticale strepen op te schilderen. De eerste streep (n
= 1) is 5 cm breed, en elke volgende streep is 3 cm breder dan
de vorige. Dat geeft zo'n soort effect: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Hij begint met een zwarte streep. De hele
schutting is 49 meter breed. |
|
|
|
|
|
a. |
Geef een directe formule voor de breedte van
streep nummer n. |
|
|
|
|
|
Voor de totale lengte L die hij na
n strepen heeft geverfd geldt: L(n) = 3,5n
+ 1,5 n2 |
|
|
|
|
|
b. |
Toon aan dat deze formule juist is,
en leg daarna uit dat uit deze formule volgt dat de kunstenaar
in totaal 56 strepen kan verven. |
|
|
|
|
|
Na 56 strepen is de schutting dus
vol geverfd. De laatste streep past precies tot het einde van de
schutting. |
|
|
|
|
|
c. |
Wat is de totale breedte van alle
zwarte strepen die hij heeft geverfd? |
|
|
|
|
|
|
|
|
4. |
Sven Kramer was een kanjer op de 10
kilometer. Zoals je vast wel weet bestaat de 10 km
schaatsen uit 25 rondjes van elk 400 meter.
Stel dat Sven het eerste rondje rijdt in 34.0 maar
elk volgend rondje 0,2 seconden langzamer dan het vorige.
Dat heet in vaktermen een oplopend schema. |
|
|
|
|
|
a. |
Wat zal zijn eindtijd dan zijn? |
|
|
|
|
|
|
b. |
Hoe snel zou hij het eerste rondje
moeten rijden om met dit oplopende schema een eindtijd van 15
minuten te halen? |
|
|
|
|
|
|
|
|
5. |
Ik teken op papier een aantal
trapjes (zie figuur onder). eerst één met onderkant 1, dan één
met onderkant 2, dan met onderkant 3, enzovoorts.
De omtrek van trapje nummer n noem ik un,
de oppervlakte van trapje n noem ik vn. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Ik ben van plan 100 trapjes te gaan
tekenen maar bij nummer 80 merk ik dat mijn pen leeg begint te
raken. Hoeveel procent van de totale lengte van alle lijntjes
die ik moet tekenen voor 100 trapjes heb ik na 80 trapjes al
getekend? |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken de oppervlakte van het
honderdste trapje. |
|
|
|
|
|
6. |
Eerst tel je een aantal getallen
vanaf 1 bij elkaar op, dus 1 + 2 + 3 + ... + n
Daarna mag je één van deze getallen weglaten.
Van de overige getallen bereken je het gemiddelde.
Daar komt 357/17
uit. Ik ben nu erg benieuwd welk getal is weggelaten... |
|
|
|
|
|
Het hoogst mogelijke
gemiddelde is gelijk aan 0,5(n + 2) en het laagst
mogelijke gemiddelde aan 0,5n |
|
|
|
|
|
a. |
Toon dat aan. |
|
|
|
|
|
|
b. |
Welk getal is weggelaten? |
|
|
|
|
|
|
|
7. |
(olympiadevraagstuk)
Men vormt een spiraal door allemaal halve cirkels tegen elkaar
aan te leggen. De afstand tussen twee cirkels is steeds 1. Zie
de figuur hiernaast.
Wat is de lengte van de spiraal als men 100 zulke halve
cirkels tekent?
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
8. |
Hiernaast zie je een blokvormige spiraal
die in een vierkant van zijde 8 past. De windingen hebben een onderlinge
afstand van 1 cm. |
|
|
|
|
|
a. |
Hoe lang is de spiraal in totaal? |
|
|
|
|
b. |
Hoe lang wordt zo'n spiraal in een vierkant met zijde
150 cm? |
|
|
|
|
c. |
Hoe groot zou het vierkant moeten
zijn om een spiraal met lengte meer dan 10000 te krijgen? |
|
|
|
|
9. |
Iemand begint een baantje als
leerling meubelmaker. In het begin maakt hij alleen maar
stoelen.
De eerste dag zet hij 8 stoelen in elkaar, maar daarna krijgt
hij steeds meer ervaring. Elke volgende dag zet hij 3 stoelen
méér in elkaar dan de vorige.
Noem het aantal stoelen dat hij de nde dag in
elkaar zet sn |
|
|
|
|
|
a. |
Geef een recursievergelijking en een
directe vergelijking voor sn |
|
|
|
|
|
b. |
Hoeveel stoelen heeft hij in totaal
in elkaar gezet na 50 dagen? |
|
|
|
|
|
10. |
Een goede vriend van mij heeft
€10.000,- van me geleend.
We hebben afgesproken dat hij mij elke maand een bedrag zal
terugbetalen. De eerste maand is dat
€100, en elke volgende
maand is dat 20 euro meer dan de vorige. |
|
|
|
|
|
a. |
Geef een directe formule voor het bedrag dat
hij mij in maand n terugbetaalt. |
|
|
|
|
|
b. |
Hoeveel heeft hij na 12 maanden in totaal terugbetaald? |
|
|
|
|
|
Voor het totale bedrag B dat hij na n
maanden heeft terugbetaald geldt de formule B = 10n2
+ 90n. |
|
|
|
|
|
c. |
Toon dat aan. |
|
|
|
|
|
|
d. |
Hoe lang zal het duren voordat zijn
gehele schuld is terugbetaald? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|