|
|
|
|
OPGAVEN |
|
|
|
|
1. |
Op de zijde van een
vierkant ABCD wordt een rechthoekige driehoek AED getekend,
waarvan hoek E de rechte hoek is.
M is het middelpunt van het vierkant.
Lijn EM verdeelt de hoek DEA in twee gelijke hoeken.Toon dat
aan. |
|
|
|
|
|
hint: |
Toon aan dat MADE op één cirkel liggen. |
|
|
|
|
|
2. |
Twee cirkels snijden
elkaar in A en B.
M en N zijn de middelpunten van die cirkels.
AM en AN snijden de cirkels in P en Q
Toon aan dat B op lijnstuk PQ ligt. |
|
|
|
|
|
3. |
A en B zijn twee
vaste punten op een cirkel (zodat AB géén middellijn is)
XMY is een willekeurige middellijn van de cirkel.
P is het snijpunt van AX en BY.
Er zijn meerdere mogelijkheden voor de plaats van punt P, zoals
je in de figuren hieronder ziet. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Toon aan dat ∠XBY een
rechte hoek is. |
|
|
|
|
|
b. |
Toon aan dat ∠AXB
een constante hoek is, onafhankelijk van de plaats van X. |
|
|
|
|
|
c. |
Toon aan dat ∠APB een
constante hoek is. |
|
|
|
|
|
d. |
Wat zegt dat over de plaats van punt P? |
|
|
|
|
|
4. |
Examenvraagstuk VWO
Wiskunde B, 2011. Gegeven is een cirkel met middelpunt M.
Punt C ligt binnen de cirkel. C is niet gelijk aan M.
PQ is een koorde door C die niet door M gaat. Het midden van PQ is S.
Bewijs dat S op de cirkel met middellijn MC
ligt. |
|
|
|
|
5. |
Gegeven is een driehoek ABC met
omgeschreven cirkel met middelpunt M. CM snijdt de cirkel in D
Hoogtelijn CF snijdt de cirkel in E.
Het blijkt dat AD = BE. |
|
|
|
|
|
a. |
Toon dat aan. |
|
|
|
|
b. |
Toon aan dat DE en AB evenwijdig zijn. |
|
|
|
|
6. |
ABCD liggen op een
cirkel zodat AC en BD loodrecht op elkaar staan.
M is het midden van AD.
S is het snijpunt van AC en BD.
MS snijdt BC in punt E. |
|
|
|
|
|
Toon aan dat ∠MDS
= ∠BSE |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
7. |
In een cirkel met
middelpunt M wordt diameter AB getekend. E is een punt op AB zodat BE = 1/3•AB.
Teken de cirkel waarvan AE een diameter is.
Kies een willekeurig punt P op de tweede cirkel.
C is het snijpunt van AP met de eerste cirkel.
BC en MP snijden elkaar in D.
Bewijs dat C dan het midden van BD is. |
|
|
hint: |
ΔMEP is gelijkvormig met
ΔMBD. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
8. |
|
|
|
|
|
Hoek A van een driehoek wordt
door de hoogtelijn, de zwaartelijn, en de bissectrice vanuit A in vier
gelijke delen verdeeld.
Hoeveel graden is hoek A? |
|
|
|
|
|
HINT: |
Teken de omgeschreven cirkel van de driehoek
en trek de lijnen door |
|
|
|
|
|
|
9. |
Cirkel
c1 met middelpunt M verdeelt de omtrek van cirkel c2
in twee gelijke stukken.
M ligt op cirkel c2
De oppervlakte van c2 is gelijk aan p.
Bereken de oppervlakte van het grijze deel in de figuur. |
|
|
|
|
|
|
|
|
10. |
Een
middellijn van een cirkel wordt in vier gelijk stukken verdeeld.
De punten A en B worden gebruikt als hoekpunten van een driehoek.
Het derde hoekpunt P wordt willekeurig ergens binnen de halve cirkel
gekozen.
Hoe groot is de kans dat de hoek P stomp is? |
|
|
|
|
|
11. |
AB is middellijn van
een cirkel.
De figuur hiernaast is symmetrisch.
De verhouding van de oppervlakten van de driehoeken CSD en ASB is
gelijk aan sin2α.
Toon dat aan. |
|
|
|
|
|
|
|