|
|
|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|
|
Twee veel voorkomende problemen. |
|
|
|
|
Twee soorten vragen bij lineaire
problemen komen zo vaak voor dat het handig is als je ze een paar keer
hebt gezien/geprobeerd. Vandaar deze les. Het zijn trouwens ook
vragen die vaak voorkomen in IQ-tests, dus wie weet lijk je na deze les
wel een stuk intelligenter!!!!!
We beginnen beide keren met een voorbeeldopgave. |
|
|
|
|
1. Werksnelheid-problemen. |
|
|
|
|
Voorbeeld:
Schilder Henk kan een huis verven in 12 uur, Schilder Kees doet er
20 uur over.
Hoe lang doen ze samen over het verven van een huis?
De belangrijkste clou om dit soort problemen op te lossen is:
bereken de werksnelheid.
De werksnelheid is hoeveelste deel van de taak iemand in een uur doet. |
|
|
|
|
werksnelheid = verrichte taak/tijd
|
|
|
|
|
|
In dit geval geldt voor Henk dat
werksnelheid = 1/12 huis. In normaal
Nederlands: Henk doet 1/12 huis in een
uur.
Op dezelfde manier doet Kees 1/20 huis in een uur
Samen doen ze dus 1/12 + 1/20
= 2/15 huis in een uur
Een heel huis kost hen dan 1/(2/15) = 7,5
uur. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1. |
Als ik de warmwaterkraan openzet dan is mijn
ligbad in 12 minuten vol. Met de koudwaterkraan is het bad in 10
minuten vol. In hoeveel tijd is het bad vol als ik beide kranen
openzet? |
|
|
|
|
|
2. |
In een kantoor staan twee kopieerapparaten.
Het eerste apparaat doet over 1200 kopieën 5 minuten. Het tweede
apparaat doet over 5000 kopieën 10 minuten.
Hoe lang doen beide apparaten samen over 8000 kopieën? |
|
|
|
|
|
3. |
Johan maait het gras in 22 minuten.
Johan en Maaike samen maaien het gras in 16 minuten
In hoeveel tijd maait Maaike het gras? |
|
|
|
|
|
4. |
Eén schoonmaker maakt een hele verdieping van
een flat schoon in 14 uur.
Hoeveel zulke schoonmakers zijn er nodig om zo'n verdieping in 3
uur schoon te maken? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2.
Cocktail-problemen. |
|
|
|
|
|
|
|
Voorbeeld:
Ik meng 400 ml van een drank met 20% alcohol met 600 ml van een drank
met 16% alcohol.
Hoeveel procent alcohol heeft mijn mengsel?
Bij dit soort mengproblemen is het vaak handig de totale hoeveelheid
alcohol (de stof waar het om gaat) te gaan bekijken. Die hoeveelheden
mag je namelijk gewoon optellen.
Voor die hoeveelheden geldt de basisvergelijking: |
|
|
|
|
hoeveelheid = percentage
× volume |
|
|
|
|
|
Daarbij moet je dat percentage
wel als een kommagetal geven (dus 60% is een percentage van 0,6)
De 400 ml heeft een hoeveelheid van 0,20 • 400 = 80 ml alcohol
De 600 ml heeft een hoeveelheid van 0,16 • 600 = 96 ml alcohol.
In totaal is er dus 176 ml alcohol in 460 ml
Dat is een percentage van 176/460
× 100% = 38,3% |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
5. |
In een kamer (inhoud 50 m3) heeft de
lucht een zuurstofpercentage van 12%.
20 m3 van die lucht wordt vervangen door verse lucht
met een zuurstofpercentage van 21%
Hoe groot is het zuurstofpercentage van de kamer na afloop? |
|
|
|
|
6. |
Hoeveel liter van een 60% oplossing moet je
mengen met 8 liter van een 40% oplossing om een 52%
oplossing te krijgen? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
7. |
We hebben een 40% alcohol-oplossing en we willen
graag 100 liter van een 20% alcohol-oplossing maken.
Hoeveel water moeten we toevoegen? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
© h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl)
|
|
|
|
|
|