OPGAVEN |
|
|
1. |
Van een graaf is het kwadraat V2
van de verbindingsmatrix gegeven door: |
|
|
|
Teken een mogelijke graaf die hieraan voldoet. |
|
|
2. |
examenvraagstuk HAVO
wiskunde A, 1990.
De dieren in een gebied
zijn voor voedsel van elkaar afhankelijk. Soort A eet
bijvoorbeeld soort B. Men zegt in dat geval dat de voedselstroom
van A naar B gaat. Bij meerdere diersoorten kunnen die
voedselstromen een web vormen: het zogenaamde voedselweb.
Voor 8 diersoorten is de informatie over het bijbehorende
voedselweb in de matrix W hiernaast gegeven.
Kolom A en rij G bestaan uit louter nullen |
|
|
|
|
|
|
a. |
Wat betekent dit voor
deze diersoorten? |
|
|
|
|
|
Er gaan voedselstromen
van G naar B en van B naar A. We noemen dit de keten G
→ B → A |
|
|
|
|
|
b. |
Wat is de langste
voedselketen die in dit web voorkomt? |
|
|
|
|
|
|
Twee dieren zijn elkaars
concurrent als ze een gemeenschappelijke prooi hebben. |
|
|
|
|
|
|
c. |
Welke paren concurrenten
zijn er? |
|
|
|
|
|
|
Er is een giftige stof
in het milieu terechtgekomen. Sommige diersoorten nemen dat gif
op. Dat wordt in hun lichaam niet afgebroken zodat hun eters het
ook binnenkrijgen, en het weer kunnen doorgeven. Ongeacht welke
diersoort het gif het eerste binnenkrijgt, uiteindelijk bereikt
het gif diersoort A. |
|
|
|
|
|
|
d. |
Toon dat aan. |
|
|
|
|
|
|
|
|
Het is mogelijk van dit
voedselweb een graaf te tekenen die er uitziet als hiernaast. |
|
|
|
|
|
|
e. |
Geef in deze figuur de
soorten A tm H en de richtingen van de voedselstromen aan. |
|
|
|
|
|
|
Als je W2, W3,
W4 enz. gaat berekenen dan krijg je op een gegeven
moment een matrix met alleen nog maar nullen. |
|
|
|
|
|
|
f. |
Leg met de graaf van
vraag e) uit waarom dat zo is, en leg ook uit vanaf welke macht
er alleen nog maar nullen zullen zijn. |
|
|
|
|
|
3. |
Op het
mini-schaakbord hiernaast staat een loper. Een loper is
een schaakstuk dat bij een zet diagonaal verplaatst mag worden,
zover je maar wilt. Een loper in A zou bijvoorbeeld naar C of E
kunnen.
De loper staat in het begin op veld B.
Iemand doet vier volledig willekeurige (maar wel toegestane)
zetten met de loper.
Bereken met matrixvermenigvuldiging hoeveel mogelijke manieren
er zijn om in vier zetten van veld B weer naar veld B te gaan. |
|
|
|
|
|
|
4. |
Een klein jongetje
probeert zijn gebruik van LEGO-blokjes wat wiskundig op orde te
brengen. Hij onderscheid voor het bouwen van allerlei dingen
grote blokjes en kleine blokjes en dakblokjes.
Voor het bouwen van een toren zijn 60 kleine blokjes en 20
grote blokjes en 15 dakblokjes nodig.
Voor het bouwen van een muur zijn 15 kleine blokjes en 48 grote
blokjes nodig.
Voor het bouwen van een kasteel zijn 4 muren, 3 torens en nog 10
dakblokjes nodig. |
|
|
|
|
|
|
a. |
Zet deze gegevens in een
6 × 6 matrix W (zet bij de kolommen "voor het maken van"" en bij
de rijen "is nodig") |
|
|
|
|
|
|
b. |
Bereken W2 en
leg uit wat de getallen in de laatste rij van deze matrix
voorstellen. |
|
|
|
|
|
5. |
examenvraagstuk HAVO
wiskunde A, 1994. |
|
|
|
|
|
|
Hieronder zie je een deel van de voedselketen van
vogels voor de kust van Long Island (VS). Zo zie je bijvoorbeeld dat een
voorn plankton en waterplanten eet. De voorn wordt onder andere door de
ijsvogel gegeten. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Stel dat er sprake is van een
verhoging is van de hoeveelheid vergif in de waterplanten. Neem aan dat
alleen de aangegeven planten en dieren gegeten worden. Met het voedsel
wordt ook het vergif doorgegeven. |
|
|
|
|
|
|
a. |
Mag je een verhoging van de
hoeveelheid vergif bij alle genoemde vogels verwachten? Licht je
antwoord toe. |
|
|
|
|
|
|
Het is mogelijk bovenstaande
voedselketen weer te geven met behulp van matrices. De voedselstromen
van P naar F zijn in matrix M weergegeven. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Een 1 in de matrix betekent dat
de één als voedsel dient voor de ander en een 0 geeft aan dat de één
niet door de ander wordt gegeten. Zo betekent bijvoorbeeld het getal 1
linksboven in de matrix dat P1 door F1 wordt
gegeten en het cijfer 0 linksonder dat P1 niet door F5
wordt gegeten. |
|
|
|
|
|
|
b. |
Maak een dergelijke matrix N die
de voedselstromen van F naar B weergeeft. |
|
|
|
|
|
|
c. |
Vermenigvuldig matrix N met
matrix M. |
|
|
|
|
|
|
d. |
Wat is de betekenis van de
getallen in de productmatrix van vraag c? |
|
|
|
|
|
6. |
examenvraagstuk HAVO
Wiskunde A, 1995. |
|
|
|
|
|
|
In de archeologie probeert men aan de hand
van opgravingen na te gaan hoe vroegere samenlevingsvormen er uit gezien
hebben en hoe ze veranderd zijn.
Samenlevingsvormen verschillen van elkaar als bijvoorbeeld economische
of godsdienstige kenmerken anders zijn: denk daarbij bijvoorbeeld aan
goud als ruilmiddel in tegenstelling tot het gebruik van
papiergeld, veelgodendom tegenover aanbidding van een enkele god. |
|
De ene
samenlevingsvorm kan overgaan in een andere. Murdock heeft voor een
aantal samenlevingsvormen onderzoek gedaan naar hun mogelijke opvolgers.
In de figuur 1 hiernaast heeft hij zijn resultaten samengevat. Je kunt
daar bijvoorbeeld aflezen dat de samenlevingsvorm Matri-Hawaiian kan
overgaan in één van de drie samenlevingsvormen: Bi-Eskimo, Patri-Eskimo
en Normal-Hawaiian. Van deze drie heeft alleen Patri-Eskimo een
mogelijke opvolger die in dit schema voorkomt, namelijk Normal-Eskimo.
Het schema van deze figuur is op te vatten als een matrix: een zwart
blokje staat voor 1: er is directe opvolging mogelijk; een wit blokje
staat voor 0: er is geen directe opvolging mogelijk.
We bekijken eerst een deel van deze figuur. Dit gedeelte geven we
weer in de onderstaande matrix M; naast de matrix is de bijbehorende
graaf getekend. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Als matrix M met zichzelf
vermenigvuldigd wordt, ontstaat matrix M2. |
|
|
|
|
|
|
a. |
Schrijf matrix M2 op. |
|
|
|
|
|
|
Een samenlevingsvorm A wordt een
niet-directe opvolger van samenlevingsvorm B genoemd als A wel in de keten van opvolgers van B zit, maar niet direct op B volgt.
Bijvoorbeeld: B → ... →
A of B → ...
→ ...
→ A. Om
enig inzicht te krijgen in de niet-directe opvolging van
samenlevingsvormen kan men de matrices M2, M3 (= M
• M • M). enzovoorts bekijken. De matrix M3 heeft nog slechts
op één plaats een getal staan dat niet gelijk is aan 0. |
|
|
|
|
|
|
b. |
Leg uit op welke plaats in de
matrix M3 dit getal staat en hoe groot dat getal is. |
|
|
|
|
|
|
We gaan terug naar
de figuur 1. Figuur 1 is niet in één oogopslag te doorzien. De graaf die
bij matrix M is gemaakt biedt een veel duidelijker overzicht van alle
mogelijke overgangen tussen de diverse samenlevingsvormen die in M
vermeld staan.
De graaf hiernaast is een deel van de complete graaf die bij figuur 1
hoort. |
|
|
|
|
|
|
c |
Breid deze graaf zo uit dat alle
samenlevingsvormen en alle mogelijke overgangen die in figuur 1 genoemd
worden in deze graaf komen te staan. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |