1. |
In de volgende tabel staan
de onvoldoendes voor scheikunde op het rapport van 160
leerlingen van de klassen 4, 5 en 6 op een scholengemeenschap. |
|
|
|
|
|
|
klas 4 |
klas 5 |
klas 6 |
totaal |
voldoende |
45 |
42 |
38 |
125 |
onvoldoende |
5 |
12 |
18 |
35 |
totaal |
50 |
54 |
56 |
160 |
|
|
|
|
|
|
Bereken de kans dat: |
|
|
|
|
a. |
een willekeurige leerling
een onvoldoende heeft. |
|
|
|
|
b. |
een leerling die een
voldoende heeft, in de vijfde klas zit. |
|
|
|
|
c. |
een leerling die in klas 6
zit een onvoldoende heeft. |
|
|
|
|
d. |
een willekeurige leerling
niet in klas 5 zit en ook geen onvoldoende heeft. |
|
|
|
|
|
|
|
|
2. |
Op
een boerderij lopen drie soorten kippen rond: witte kippen,
bruine kippen en gespikkelde kippen. Heel toevallig leggen de
witte kippen witte eieren, de bruine kippen bruine eieren en de
gespikkelde kippen....jawel: gespikkelde eieren.
Van alle eieren op een dag nemen de witte kippen 40% voor hun
rekening, de bruine kippen 25% en de gespikkelde kippen 35%.
Helaas voor de boer zijn niet alle eieren geschikt voor de
verkoop. Sommige eieren zijn te klein. Van de witte eieren
blijkt 5% ongeschikt, voor de bruine eieren en de gespikkelde
eieren is dat respectievelijk 4% en 3%. |
|
|
|
|
a. |
Hoe
groot is de kans dat van twee willekeurige eieren uit de
dagproductie er precies eentje ongeschikt is voor de verkoop? |
|
|
|
|
b. |
Hoe
groot is de kans dat een ei dat ongeschikt is een gespikkeld ei
is? |
|
|
|
|
c. |
De
boerin heeft een mandje met 4 gespikkelde, 8 witte en 6 bruine
eieren. Ze kiest er aselect 6 eieren uit. Hoe groot is de kans
dat dat 3 witte, 2 gespikkelde en 1 bruine zijn? |
|
|
|
|
|
|
|
|
3. |
Ik heb vijf
kinderen die allemaal St. Maarten hebben gelopen. Na afloop
staan er vijf trommeltjes met snoep op onze tafel. De inhoud
ervan is als volgt: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Elke kleur/vorm stelt een
verschillend soort snoepje voor. De zwarte rondjes zijn dropjes.
Ik heb trek in een dropje en kies willekeurig een trommeltje uit
en pak daaruit willekeurig een snoepje.
Het blijkt inderdaad een dropje te zijn.
Hoe groot is de kans dat ik trommeltje A heb gepakt? |
|
|
|
|
|
|
|
|
4. |
Eeneiige tweelingen komen uit dezelfde eicel en
moeten daarom wel het zelfde geslacht hebben. Twee-eiige
tweelingen komen uit verschillende eicellen en kunnen daarom
best verschillend van geslacht zijn.
Stel dat van alle tweelingen er 75% twee-eiig is, en dat van
alle twee-eiige tweelingen de helft hetzelfde geslacht heeft. |
|
|
|
|
a. |
Bereken dan de kans dat een paar tweelingen het zelfde geslacht
heeft. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken de kans dat een paar
tweelingen met hetzelfde geslacht ééneiig is. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
5. |
Een
onderzeeboot-detectiesysteem bestaat uit drie eenheden. Er is
een sonarapparaat dat 60% van de boten detecteert. Verder
is er een magnetische detector die 30% van de boten detecteert,
en tenslotte is er nog een onderwatercamera die 40% van de boten
detecteert.
Deze drie eenheden werken onafhankelijk van elkaar en hun
detectiekansen zijn ook onafhankelijk van elkaar. |
|
|
|
|
a. |
Hoe groot is
de kans dat een willekeurige zeeboot wordt gedetecteerd? |
|
|
|
|
b. |
Het blijkt
dat een bepaalde boot door de magnetische sector werd
gedetecteerd. Hoe groot is dan de kans dat hij ook door de
onderwatercamera werd gedetecteerd? |
|
|
|
|
c. |
Een bepaalde
onderzeeboot is door precies één van de drie eenheden
gedetecteerd. Hoe groot is de kans dat dat door het
sonarapparaat was? |
|
|
|
|
|
|
|
|
6. |
In
een stadje opereren twee concurrerende taxibedrijven: taxi
groen, dat 85 groene taxi's heeft en taxi blauw, met 15 blauwe
taxi's. Op een dag veroorzaakt een taxi in de avondschemering
een ongeluk, en rijdt daarna weg zonder zich te identificeren.
Een getuige verklaart, dat deze taxi blauw is. De politie
controleert of de getuige onder de omstandigheden van het
ongeluk wel groene van blauwe taxi's kan onderscheiden. Het
blijkt, dat de getuige acht van de tien keer de juiste kleur
herkent. Het slachtoffer van het ongeluk wil nu een schadeclaim
indienen bij taxi blauw, omdat de betrouwbaarheid van de getuige
80% is.
Bereken hoe groot de kans is dat de taxi inderdaad van Taxi
blauw was.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
7. |
Keesje mag met Pasen eieren gaan zoeken in de
tuin.
Zijn ouders hebben een heleboel gewone eieren verstopt, en ook
één supergroot chocolade-ei.
Keesje wil graag dat ei vinden.
Hij moet eerst kiezen of hij in de achtertuin gaat zoeken of in
de voortuin, beiden mag niet.
Hij weet dat de kans dat het chocolade-ei in de achtertuin ligt
70% is, en in de voortuin dus 30%.
Helaas is de achtertuin veel groter dan de voortuin. De kans dat
hij het ei vindt (als het er ligt) in de achtertuin is 50% en in
de voortuin is die kans 80%.
Keesje weet niet wat de verstandigste keuze is, en zal een
muntstuk op gaan gooien om te beslissen waar hij gaat zoeken. Keesje vertelt mij later trots dat hij het ei
heeft gevonden!
Hoe groot is de kans dat hij in de achtertuin heeft gezocht? |
|
|
|
|
|
|
|
|
8. |
Iemand heeft een zak met een zwart óf een wit
papiertje erin. De kans op beiden is 50%. Hij stopt er een wit
papiertje bij in. Vervolgens haalt hij er een papiertje uit dat
ook weer wit blijkt te zijn.
Hoe groot is nu de kans dat het overgebleven papiertje in de zak
ook wit is? |
|
|
|
|
|
|
|
|
9. |
Autohandelaren
spreken 40% van de tijd de waarheid.
Van alle bomen in een bos is 30% een eik.
Stel dat 4 autohandelaren allemaal zeggen dat een bepaalde boom
in dat bos een eik is, hoe groot is dan de kans dat dat
inderdaad zo is? |
|
|
|
|
|
|
|
|
10. |
Het
Drie-Deuren Probleem.
Dit is een erg beroemd probleem, het heet ook wel het "Monty-Hall
problem" naar de spelleider in de Amerikaanse
show "Let's Make a Deal". De winnaar van die
show mocht kiezen uit drie gesloten deuren. Achter één van die
deuren zat een mooie prijs (een auto of zo), de beide andere
deuren bevatten een fopprijs (bijvoorbeeld 100 pingpongballen).
De winnaar koos eerst één van de drie deuren uit. Daarna
opende de spelleider (die wist waar de echte prijs zat), één
van beide andere deuren en liet zien dat daar een fopprijs
achter zat.
De vraag aan de winnaar was nu: "Wil je nog wisselen
van deur?"
Wat is verstandig?Er zijn twee redeneringen die allebei goed klinken;
redenering 1: "De kans op een prijs was eerst
1/3.
Het feit dat er een ander deurtje is opengemaakt verandert daar
niets aan, dus de kans is nog steeds 1/3,
dus 2/3 op dat andere deurtje. Ik moet dus
wisselen"
redenering 2: "De prijs zit achter mijn
deurtje of dat andere deurtje, dus de kans is 50%, dus het maakt
niets uit"
Welke redenering zou jij volgen?
Zie je dat het om een voorwaardelijke kans gaat?
|
|
|
|
|
|
Stel dat je deur A hebt
gekozen.....
Vul dan de kruistabel hiernaast in, en beantwoord de
vraag "Wil je nog wisselen van deur?" |
|
spelleider opent B |
spelleider opent C |
totaal |
prijs achter A |
|
|
|
prijs achter B |
|
|
|
prijs achter C |
|
|
|
totaal |
|
|
3000 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|