|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stel je hebt een som geld
geleend, die je in de loop van de tijd moet terugbetalen met rente. Je
hebt bijvoorbeeld om een huis te kunnen kopen een bedrag van
€200.000,- geleend, en moet dat
terug gaan betalen, terwijl je ook nog eens jaarlijks 6,4% rente moet betalen. Stel verder dat je besluit elk jaar het zelfde bedrag A af te lossen (zo'n bedrag heet een annuïteit). Het eerste jaar moet je 0,064 · 200000 = 12800 aan rente betalen, dus blijft er nog A - 12800 over om af te lossen. Je nieuwe schuld is dan 200000 - (A - 12800) = 212800 - A geworden. Wacht, dat kan algemener...... Laten we het geleende bedrag S (van schuld) noemen, en de schuld die na n afbetalingen nog over is noemen we dan Sn Dus in bovenstaand voorbeeld is S = 200000 en S1 = 212800 - A Noem verder de rentevoet r (in het voorbeeld is r = 0,064) Na n afbetalingen is de schuld Sn dus voor de volgende afbetaling is de rente r · Sn Om af te lossen blijft er dan nog A - r · Sn over De nieuwe schuld wordt dan Sn + 1 = Sn - (A - r · Sn ) = Sn · (1 + r) - A. Dat is een lineaire recursievergelijking: |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het begin van
deze les kun je zien
hoe je daar een directe formule voor maakt. Het resultaat daarvan was de volgende directe formule voor Sn: |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nou is het voor mensen die geld lenen (en trouwens ook voor mensen die geld uitlenen aan anderen) interessant om te weten wanneer de schuld NUL is geworden. Laten we daarom Sn gelijkstellen aan nul: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
⇒ r (1 + r)n × S = A × ((1 + r)n - 1) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daarmee kun je berekenen welk
bedrag je per jaar moet betalen om een lening van S in n
jaren af te lossen. Voorbeeld van hierboven. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dus ik moet 15 jaar lang elk jaar €21143,12 aflossen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het verloop van de aflossing. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met de formule hierboven kun je
gemakkelijk berekenen hoeveel je elk jaar moet aflossen als je
€100000 hebt geleend tegen 8% rente,
die je in 10 jaar wilt aflossen. Daar komt een annuïteit van
€14902,95 uit, reken dat zelf maar
na. In de volgende tabel zie je hoe die aflossing in tien jaar verloopt. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hier vind je trouwens
een Excel-werkblad dat die berekeningen voor je maakt. Die derde kolom (met de aflossingen) is eigenlijk wel erg interessant: daar staat exponentiële toename met factor 1,08 (de rente natuurlijk!). Dat maakt het mogelijk om snel een directe formule voor de nde aflossing en voor de nde restschuld te maken. De eerste aflossing is gelijk aan (A - S • r) dus de nde aflossing is gelijk aan (A - S • r) • 1,08n-1 De restschuld na n aflossingen is gelijk aan het geleende bedrag S min de som van die n aflossingen. En die som van de eerste n aflossingen kun je natuurlijk makkelijk vinden met de somformule voor een meetkundige reeks. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||