1. |
Een directe formule voor de rij met
recursievergelijking un = a
• un-1
+ b en beginterm u0 is: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Leid deze directe formule af |
|
|
|
|
|
2. |
Stel een directe formule op die
hoort bij de volgende recursievergelijkingen: |
|
|
|
|
|
a. |
un = 0,8 •
un - 1 + 10 met u0
= 100 |
|
|
|
|
|
b. |
un = 2 • un
- 1 - 10 met u0
= 2000 |
|
|
|
|
3. |
Een vader opent voor zijn pasgeboren dochtertje
op haar geboortedag een rekening met daarop €200,-
Elk jaar krijgt hij daarop 6% rente, en vervolgens stort hij er
op haar verjaardag elk jaar €50,- bij.
Bereken algebraïsch hoeveel zijn dochtertje op haar 18e
verjaardag op deze rekening zal hebben staan (nadat die €50 er
bij is gestort) |
|
|
|
|
|
|
|
|
4. |
Een boswachter krijgt een boswachterij onder
zijn beheer waarin een enorm heideveld ligt. De man heeft
wiskunde in zijn pakket gehad en besluit elk jaar nauwkeurig bij
te houden hoeveel heideplantjes er in leven zijn. Tot zijn grote
schrik merkt hij dat dat er steeds minder worden. De eerste vier
metingen geven de volgende aantallen: |
|
|
|
|
|
jaar |
0 |
1 |
2 |
3 |
aantal |
160000 |
128000 |
102400 |
81920 |
|
|
|
|
|
|
a. |
Laat zien dat er sprake is van een
exponentiële afname. Geef een recursievergelijking voor het
aantal plantjes A(n). Geef ook een directe vergelijking
en bereken wanneer er nog slechts 10000 plantjes over zullen
zijn als dit zo doorgaat. |
|
|
|
A(n) = 0,8A(n- 1)
A(n) = 160000• 0,8n
n = 13 |
|
|
De man besluit elk jaar een vast
aantal plantjes a te gaan bijplanten. Hij neemt voorlopig
a = 24000. Neem aan dat los daarvan de exponentiële
afname nog steeds doorgaat met dezelfde factor. Hij plant de
nieuwe plantjes steeds aan het eind van het jaar dus die gaan
nog niet dood. Zijn peildatum is steeds 1 januari. |
|
|
|
|
|
b. |
Laat zien dat hij bij een
beginaantal van 81920 (zoveel zijn er nu) over 4 jaar dan 104402
plantjes zal meten.
Geef opnieuw een recursievergelijking en een directe
vergelijking voor het aantal plantjes. Neem A(0) gelijk aan
81920. |
|
|
|
|
|
c. |
Bepaal op twee verschillende
manieren hoeveel plantjes er met dit nieuwe systeem uiteindelijk
zullen zijn. |
|
|
|
|
|
|
|
De man wil uiteindelijk graag weer
160000 plantjes krijgen. Daarvoor zal hij het aantal a
dus moeten vergroten.
In de figuur hieronder staat het begin van een webgrafiek. De
lijn x = 160000 is ook aangegeven (de assen hebben een
schaalverdeling in duizenden). |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
d. |
Teken hierin de weblijnen voor de
eerste drie jaren dat de man boswachter was.
Bepaal vervolgens met deze grafiek hoe groot de
man a moet kiezen om uiteindelijk op 160000 plantjes uit
te komen.
Teken tenslotte in deze figuur een nieuwe webgrafiek waarin je
de volgende drie jaren weergeeft. |
|
|
|
|
5. |
Een werkgever geeft zijn personeel
elk jaar 300 vakantieuren. Verder heeft hij de regeling dat
iedereen van de niet-opgenomen uren in een jaar 60% mee mag
nemen naar het volgende jaar. |
|
|
|
|
|
Koos is in 1980 begonnen te werken
bij deze werkgever. Hij neemt elk jaar 250 uren op. Noem
K(n) heet aantal vakantieuren dat Koos heeft in jaar n
(met n = 1 in 1980) |
|
|
|
|
|
a. |
Stel een recursievergelijking voor
K(n) |
|
|
|
|
|
|
|
|
b. |
Stel een directe vergelijking op
voor K(n), en bepaal daarmee hoeveel vakantieuren Koos in
1990 heeft. |
|
|
|
|
|
|
|
|
c. |
Hoeveel uur had Koos ongeveer per jaar moeten
opnemen als hij in 1990 graag 400 uur zou hebben? |
|
|
|
|
|
|
|
|
6. |
Voor een lineaire
recursievergelijking geldt dat u0 = 100 en
u1 = 120.
Bereken in twee decimalen nauwkeurig u10
als je weet dat de evenwichtswaarde 600 is. |
|
|
|
|
|
|
|
|
7. |
Twee dikke vriendinnen,
Chrissie en Lotte, zijn letterlijk dikke vriendinnen. Ze
besluiten een dieet te gaan volgen om af te vallen. Op werkdagen
eten zij zo weinig dat ze in een week 2% van hun gewicht
verliezen. Maar in het weekend mogen ze als beloning dan "vrij"
eten Dat betekent chips en taart en Macdonalds en dat
betekent ook dat ze dan weer 3 kilo aankomen.
Als ze op maandagochtend beginnen weegt Chrissie 120 kg en
Lotte 130 kg. |
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Stel een recursievergelijking op voor het
gewicht van de dames, en leg uit waarom dit "dieet" niet zal
werken. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken met een directe formule
hoeveel Lotte met dit dieet na 8 weken zal wegen. |
|
|
|
|
|
Om echt af te vallen zullen de dames
iets anders moeten proberen.
Lotte besluit tijdens de werkdagen nóg strenger te vasten zodat
ze maar liefst 3% gewicht zal verliezen. In de weekeinden blijft
ze gewoon 3 kilo aankomen.
Chrissie besluit tijdens de werkdagen de situatie gelijk te
houden, maar in de weekeinden iets minder te eten zodat ze dan
maar 2 kilo aankomt.
Als ze met dit nieuwe plan beginnen weegt Lotte 134 kg en Chrissie 126 kg. |
|
|
|
|
|
c. |
Na hoeveel weken van het "oude"
dieet is dat? |
|
|
|
|
|
|
|
|
d. |
Stel directe formules op voor het
gewichten van de dames in de nieuwe situatie.
Bereken daarmee na hoeveel weken Lotte nog maar 3 kg zwaarder is
dan Chrissie |
|
|
|
|
|
|
|
|
Omdat hun gewichtsverschil steeds
kleiner wordt denkt Lotte dat haar dieet effectiever is dan dat
van Chrissie |
|
|
|
|
e. |
Leg uit dat dat op de lange duur
niet zo zal zijn. |
|
|
|
|
8. |
Een bomenkweker heeft nu een
voorraad van 4000 bomen.
Elk jaar verkoopt hij 20% van zijn bomen, en daarna plant hij
300 nieuwe bomen. Het volgende jaar (t = 1) zal hij dus
3500 bomen hebben.
Neem aan dat het aantal bomen in zijn kwekerij geen geheel getal
hoeft te zijn. |
|
|
|
|
|
a. |
Geef een recursievergelijking voor het aantal
bomen bn |
|
|
|
|
|
b. |
Geef een directe formule voor bn
en bereken wanneer er voor het eerst minder dan 1700 bomen
zal hebben |
|
|
|
|
|
c. |
Hoeveel bomen zal de kweker onder
deze omstandigheden uiteindelijk hebben? |
|
|
|
|
|
d. |
Hoeveel bomen (in plaats van 300)
moet de kweker elk jaar bijplanten om uiteindelijk een bestand
van 2000 bomen te hebben? |
|
|
|
|
|
|
|
|
9. |
Bij
een patiënt wordt een ader in zijn been afgesloten door een bloedprop.
Om mogelijke fatale gevolgen tegen te gaan wordt een bloedverdunner,
bijvoorbeeld Heparine, toegediend. Voor de patiënt geldt dat elke 6 uur na
een injectie de helft van de Heparine weer uit het bloed verdwijnt is.
Verder moet er minstens 2000 IE Heparine in het bloed aanwezig
blijven (IE = Internationale Eenheid)
We nemen aan dat de hoeveelheid Heparine in het bloed exponentieel
afneemt.
H(t) is de hoeveelheid Heparine in het bloed, t uur
na het toedienen van de eerste injectie.
De eerste injectie bevatte 5000 IE Heparine, dus H(0) = 5000. |
|
|
|
|
|
a. |
Toon aan dat de
hoeveelheid Heparine in het bloed elk uur met 11% afneemt. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken na
hoeveel tijd een tweede injectie van 5000 IE Heparine moet worden
gegeven. |
|
|
|
|
|
Om te
grote fluctuaties in de medicijnspiegel tegen te gaan wordt besloten om
de patiënt elk heel uur een vervolginjectie van 300 IE Heparine te
geven. |
|
|
|
|
|
c. |
Geef de
recursievergelijking die bij dit proces hoort, en schets een stukje van de bijbehorende webgrafiek. |
|
|
|
|
|
d. |
Men wil de
hoeveelheid van 300 IE omlaag brengen. Bereken de minimale hoeveelheid
die nog gebruikt kan worden. |
|
|
|
|
10. |
Gegeven is de recursieformule un = 0,9 •
un-1 + p • un-12
+ 40
Neem eerst p = -0,04 |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken u50 als u0 = 4 |
|
|
|
|
|
|
b. |
Teken hieronder een webgrafiek voor u0 tm u3
als u0 = 20. Teken in de figuur ernaast ook
een tijdgrafiek |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Neem nu p = 0 |
|
|
|
|
|
c. |
Geef een directe formule voor un als u0
= 50 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|