| 
			
				|  |  |  
				| Combinaties. | © 
				h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |  | 
    
      |  |  | 
    
      | Neem het volgende probleem: 
          
            
              |  |  
              | Een korporaal is leider van een groep van 8
                soldaten. Hij wijst voor de komende verkenningsmissie drie
                vrijwilligers aan. Op hoeveel manieren kan hij dat doen? |  
              |  |  Je zou misschien zeggen:  voor de eerste van de groep zijn er 8
        mogelijkheden, daarna voor de tweede nog 7 en tenslotte voor de derde
        nog 6, dus dat geeft in totaal 8 • 7 • 6 = 336 mogelijkheden 
        (dat is trouwens 8 nPr 3).Maar dan heb je een denkfout gemaakt!
 Laten we de soldaten A tm H noemen, en al die groepjes van 3 gaan
        opschrijven. Dit zou het papiertje van de korporaal kunnen zijn:
 | 
    
      |  |  | 
    
      | 
          
            
              | 
                  
                    
                      | ABC ABD
 ABE
 ABF
 ABG
 ABH
 ACB
 ACD
 ACE
 ACF
 ACG
 ACH
 ADB
 ADC
 ADE
 ...
 | BAC BAD
 BAE
 BAF
 BAG
 BAH
 BCA
 BCD
 BCE
 BCF
 BCG
 BCH
 BDA
 BDC
 BDE
 ...
 | CAB CAD
 CAE
 CAF
 CAG
 CAH
 CBA
 CBD
 CBE
 CBF
 CBG
 CBH
 CDA
 CDB
 CDE
 ...
 | DAB DAC
 DAE
 DAF
 DAG
 DAH
 DBA
 DBC
 DBE
 DBF
 DBG
 DBH
 DCA
 DCB
 DCE
 ...
 | ... ...
 ...
 ...
 ...
 ...
 ...
 ...
 ...
 ...
 ...
 ...
 ...
 ...
 ...
 ...
 |  |  | 
    
      |  |  | 
    
      | Daar staan in totaal dus 336
        groepjes. Maar er zitten DUBBELEN bij!!!!
 Je ziet bijvoorbeeld op het papiertje hierboven groepje ACD er al zes
        keer opstaan. En dat is natuurlijk zes keer het zelfde groepje dat op
        verkenning zal gaan. Dat komt omdat de volgorde waarin de soldaten
        worden gekozen NIET van belang is, het gaan er alleen om wie er gekozen
        worden. Je moet dit groepje natuurlijk niet 6 keer meetellen, maar
        slechts 1 keer.
 Maar wacht eens even.....
 ELK groepje staat er op deze manier zes keer in. Het totaal aantal echt
        verschillende groepjes dat we hebben gevonden is dus zes keer te groot,
        dus in werkelijkheid zijn er  336/6 = 56
        verschillende groepjes mogelijk.
 | 
    
      | Dat getal 6 komt natuurlijk van
        het aantal manieren waarop drie letters gerangschikt kunnen worden. Voor
        de eerste letter zijn er 3 mogelijkheden, daarna voor de tweede nog 2,
        en tenslotte voor de laatste nog 1. Dat geeft in totaal 3 • 2 • 1 =
        6 mogelijkheden. Het mini-boompje hiernaast laat dat zien.
 
 Dit aantal groepjes waarbij de volgorde dus NIET van belang is, heet het
        aantal combinaties van 3 uit 8.
 | 
 | 
    
      |  |  | 
    
      | 
          
            
              | combinaties • kies k dingen uit een verzameling van n
 • de volgorde is niet van belang
 • het is zonder terugleggen
 |  | 
    
      |  |  | 
    
      | Je berekent het aantal combinaties
        door het aantal permutaties te delen door het aantal dubbelen k!  (zoals
        hierboven gedeeld moest worden door 3! = 6). | 
    
      | 
		 | 
    
      |  |  | 
    
      | Je noteert het aantal combinaties
        van k uit n met twee getallen tussen haakjes zoals
        hierboven, en je spreekt het uit als  "n boven k" 
        of  "n over k" Ook op je rekenmachine is uiteraard weer een knop voor de combinaties te
        vinden: de nCr knop.
 
 Houd goed het verschil tussen permutaties en combinaties in de gaten:
 | 
 | 
    
      |  | 
    
      | 
          
            
              | combinaties:  de volgorde is NIET
                van belang;  het zijn groepjes permutaties:  de volgorde is  WEL 
                van belang;  het zijn rijtjes
 |  | 
    
      |  |  | 
    
      | 
          
            
              | 1. | Een grote supermarktketen
                gaat zijn producten "labelen". Dat doen ze door op elk
                product een stickertje te plakken van een vierkant van 4 bij 4
                hokjes die zwart of geel gekleurd kunnen zijn. | 
 |  
              |  |  |  |  
              |  | a. | Hoeveel codes zijn er mogelijk met 10
                gele en 6 zwarte hokjes, zoals hiernaast? |  
              |  |  |  |  
              |  | b. | Hoeveel codes zijn er in totaal
                mogelijk? |  
              |  |  |  |  |  
              |  |  |  |  |  
              | 2. | De symbolen die in het 
				display van een elektrische wekkerradio verschijnen zijn opgebouwd uit één
                of meer strepen van een rooster van 7 strepen: |  
              |  |  |  |  |  
              |  | 
				 |  
              |  |  |  |  |  
              |  | Bij de "6" hierboven staan 
				6 van de 7 strepen AAN, en bij de "1" maar 2 van de 7. Hoeveel verschillende symbolen zijn in totaal mogelijk met 5
                strepen AAN? (het hoeven uiteraard geen bestaande symbolen te
                zijn, alles mag).
 |  
              |  |  |  
              |  |  |  
              |  |  |  |  |  
              | 3. | Een volleybalclub bestaat
                uit 12 leden:  3 meisjes en 9 jongens. Op trainingsavonden worden oefenwedstrijden gespeeld, waarbij de
                club wordt opgesplitst in twee partijen van elk zes leden.
                Hoeveel opsplitsingen zijn er waarbij niet alle meisjes bij
                elkaar in het team zitten?
 |  
              |  |  |  |  |  
              |  |  |  |  |  
              | 4. | Een sultan heeft een
                harem met daarin 14 vrouwen. Elke nacht laat hij aan het begin
                een groepje van 4 vrouwen zijn slaapkamer binnenkomen om de
                nacht mee door te brengen. De sultan wil voor de afwisseling graag elke keer een ander
                groepje.
 Hoeveel nachten kan hij dat volhouden?
 |  
              |  |  |  |  |  
              |  |  |  |  |  
              | 5. | examenvraagstuk 
				HAVO wiskunde A, 1990 
 Een planoloog wil graag weten op grond van welke eigenschappen
                de bewoners de straten van hun wijk beoordelen. Als onderdeel
                van zijn onderzoek legt hij een aantal proefpersonen groepjes
                van drie straten voor. Hij vraagt hen bij elk groepje aan te
                wijzen welke twee van de drie straten het meest op elkaar
                lijken.
 Het onderzoek heeft betrekking op 10 straten, voor het gemak A,
                B, C, D, E, F, G, H, K, L genoemd. Hieruit worden alle mogelijke
                groepjes van 3 gevormd en elk groepje wordt op alfabetische
                volgorde op een kaartje geschreven. Hieronder zie je drie
                voorbeelden.
 |  
              |  |  |  |  |  
              |  | 
 |  
              |  |  |  |  |  
              |  | a. | Hoeveel kaartjes zijn er nodig? |  
              |  |  |  |  
              |  | b. | Op hoeveel kaartjes komt straat A
                voor? |  
              |  |  |  |  |  
              |  | c. | Op hoeveel kaartjes komen de straten A en B samen
                voor? |  |  
              |  |  |  |  |  
              |  |  |  |  |  
              |  | De proefpersoon gaat bij
                elk kaartje een keuze voor twee van de drie straten maken. |  
              |  |  |  |  |  
              |  | d. | Onderzoek of het mogelijk
                is dat hij 7 keer voor de combinatie AB, 7 keer voor de
                combinatie AC en 7 keer voor de combinatie AD kiest. |  
              |  |  |  |  |  
              |  |  |  |  |  
              | 6. | In een stoppenkast zitten
                8 schakelaars die allemaal een stroomgroep bedienen. Deze
                schakelaars hebben allemaal twee standen:  
                een AAN- stand en een UIT-stand. |  |  
              |  |  |  |  
              |  | a. | Op hoeveel manieren kunnen er vijf
                van acht schakelaars in de AAN-stand staan? |  
              |  |  |  |  
              |  | b. | Hoeveel manieren zijn er in totaal
                mogelijk om de schakelaars in een willekeurige stand te zetten? |  
              |  |  |  |  |  
              |  |  |  |  |  
              | 7. | Een leraar begint elk
                jaar met 3 moppen te vertellen. Dat doet hij al 21 jaar lang, maar hij heeft nog nooit dezelfde
                3 moppen verteld.
 
 Toon aan dat hij met dezelfde moppenvoorraad nog minstens 14
                jaar door kan zonder dezelfde drie te vertellen.
 |  
              |  |  |  |  |  
              | 8. | Een klein jongetje gaat 
				zijn verjaardag vieren, en hij mag van zijn ouders 8 vriendjes 
				uitnodigen.  Helaas heeft hij 12 vriendjes, dus hij zal moeten 
				kiezen. |  
              |  |  |  |  |  
              |  | a. | Op hoeveel manieren kan 
				hij kiezen wie hij uitnodigt? |  
              |  |  |  |  |  
              |  | Op zijn feestje geven ze 
				hem één voor één een cadeautje. |  
              |  |  |  |  |  
              |  | b. | Hoeveel 
				verschillende volgorden zijn er voor hem om de cadeautjes te 
				krijgen? |  
              |  |  |  |  |  
              |  |  |  |  |  
              | 9. | Een leraar gaat in zijn 
				klas van 28 leerlingen 4 verschillende boeken verloten. |  
              |  |  |  |  |  
              |  | a. | Op hoeveel manieren kan 
				hij de boeken verloten als niemand meer dan 1 boek krijgt? |  
              |  |  |  |  |  
              |  | b. | Op hoeveel manieren kan 
				het als er wel leerlingen meerdere boeken mogen krijgen? |  
              |  |  |  |  |  
              |  | c. | Op hoeveel manieren kan 
				het als de boeken hetzelfde zijn, en elke leerling weer 
				hoogstens één boek mag krijgen? |  
              |  |  |  |  |  
              |  |  |  |  |  
              | 10. | Een klas bestaat uit 15 
				meisjes en 12 jongens.  Ze gaan een feestavond houden. Daarvoor moet er een schoonmaakploeg van 8 leerlingen worden 
				gekozen.
 |  
              |  |  |  |  |  
              |  | a. | Op hoeveel manieren kan 
				men zo’n schoonmaakploeg kiezen? |  
              |  |  |  |  |  
              |  | b. | Op hoeveel manieren kan 
				men zo’n schoonmaakploeg  kiezen als er  2 meisjes en 6 jongens 
				in moeten zitten? |  
              |  |  |  |  |  
              |  | Voor de organisatie van een feestavond worden uit de 
				overgebleven leerlingen nog drie leerlingen aangewezen.  De 
				eerste leerling verzorgt de muziek, de tweede de drank en de 
				derde de hapjes. |  
              |  |  |  |  |  
              |  | c. | Op 
				hoeveel manieren kan men deze leerlingen kiezen? |  
              |  |  |  |  |  
              |  |  |   |  |  
              |  |  |  |  |  
              |  |  |  |  
              |  |  |  |  |  
              |  |  |  |  |  | 
    
      |  |  | 
    
      | TOEPASSING: 
        ANAGRAMMEN | 
    
      |  |  | 
    
      | Een anagram van een woord is een
        ander woord dat je kunt maken door de volgorde van de letters te
        veranderen. Zo kun je van  "TAK"  bijvoorbeeld 
        "KAT" maken, maar ook de niet-bestaande woorden  KTA, ATK,
        AKT en TKA.
 In totaal zijn er zes anagrammen van "KAT"  (kenners zien
        natuurlijk direct hier het aantal permutaties: 3!).
 Het wordt anders als sommige letters vaker voorkomen.
 Van OOK zijn er bijvoorbeeld alleen maar  OKO  en KOO; geen 6
        maar slechts 3.
 
 Neem het woord  "HOTTENTOTTEN"
 We gaan bekijken op hoeveel manieren we de letter van HOTTENTOTTEN door
        elkaar kunnen zetten.
 Hoeveel woorden zijn er met de letters  E, E, H, N, N, O, O, T, T,
        T, T, T te maken?
 Laten we proberen zo'n woord te gaan fabriceren.
 
 Dat kan op twee manieren:
 Methode 1: zet de letters stuk voor stuk op hun plaats.
 Laten we beginnen met 12 stippen waar deze twaalf letters uiteindelijk
        moeten komen te staan:
 | 
    
      |  |  | 
    
      | 
 | 
    
      |  |  | 
    
      | Laten we nu de beide E's op een
        plaats zetten. Daarvoor moeten we 2 plaatsen uitkiezen uit de 12 om zo'n
        E op neer te zetten. Maar wacht eens even: 
          
            
              |  |  
              | • kies er 2 uit de 12 • zonder terugleggen
 • de volgorde is NIET van belang
 |  
              |  |  Dat kan dan op  (12 nCr 2)  manieren. Dat zijn er  66.Goed, stel dat we twee plaatsen voor de E hebben gekozen:
 | 
    
      |  |  | 
    
      | 
 | 
    
      |  |  | 
    
      | Voor de letter H zijn er daarna
        nog 10 mogelijkheden. (eigenlijk (10 nCr 1)  want je kiest er 1 uit
        de 10) Samen zijn er al 66 • 10 = 660 mogelijkheden voor de letters EEH. Een
        mogelijkheid is:
 | 
    
      |  |  | 
    
      | 
 | 
    
      |  |  | 
    
      | Dan moet je voor de twee N's
        kiezen uit 9 plaatsen, dus dat kan op  (9 nCr 2) = 36 manieren. Daarna voor de 2 O's  (7 nCr 2) = 21 manieren.
 Tenslotte zijn er nog 5 plaatsen over voor de T's; dat kan maar op één
        manier.
 In totaal geeft dat  66 • 10 • 36 • 21 • 1 = 498960
        manieren. Eigenlijk komt dat dus van:
 
   En als je de volgorde verandert geeft dat het zelfde resultaat. Laten we
        letters in omgekeerde volgorde op hun plek zetten, dan geeft dat:
 
   Inderdaad hetzelfde resultaat.
 | 
    
      |  |  | 
    
      | Methode 2:  tel de
        dubbelen. | 
    
      |  |  | 
    
      | Er moeten 12 letters in een
        volgorde gezet worden. Dat kan in principe op 12! manieren. 
 Nu gaan we delen door de dubbelen:
 - Er zijn twee E's, dus delen door 2!
 - Er zijn twee N's, dus delen door 2!
 - Er zijn twee O's dus delen door 2!
 - Er zijn vijf T's dus delen door 5!
 Dan blijft er over:
 | 
    
      | 
          | 
    
      |  |  | 
    
      | 
          
            
              | 11. | Hoeveel
                anagrammen zijn er van het woord  VERVELLEN? |  
              |  |  |  |  
              |  |  |  
              | 12. | Twee bridge
                teams (A en B) spelen een wedstrijd over 28 spellen tegen
                elkaar. De wedstrijdvorm is "board-a-match" en dat
                betekent dat elk spel kan eindigen in winst (voor team A) of
                verlies (voor team A) of gelijk spel. In deze wedstrijd blijkt team A  10 spellen te winnen, 12
                te verliezen en op 6 spellen is het remise.
 Op hoeveel mogelijke manieren kan dit resultaat tot stand komen?
 |  
              |  |  |  |  
              |  |  |  |  
              | 13. | Een gezin van
                maar liefst 12 kinderen bestaat uit 8 jongens en 4 meisjes.
                Hoeveel mogelijke gezinsopbouwen (als je alleen let op jongen of
                meisje naar leeftijd) zijn er voor zo'n gezin? |  
              |  |  |  |  
              |  |  |  |  
              | 14. | De
                International Darts League (IDL)  was jarenlang een
                dartstoernooi in Nijmegen. Na een aantal voorrondes en
                kwartfinales en halve finales spelen de laatste twee
                overgebleven darters een finale. Daarvoor geldt een "Best-of-
                25".  Dat betekent dat de eerste die 13 sets wint de
                winnaar is. In 2006 won onze eigen Raymond van Barneveld de IPC van Colin Lloyd met 13-5 en won daarmee €30000.
   |  
              |  | Hoeveel
                wedstrijdverlopen kunnen leiden naar de eindstand van 13-5 winst
                voor onze Raymond? (denk erom dat Raymond in ieder geval de 
				laatste set moest winnen!) |  
              |  |  |  |  |  
              |  |  |  |  |  
              | 15. | Iemand heeft
                zin om een alternatief potje schaak te spelen. Hij wil de stukken op de achterste rij in een willekeurige
                beginvolgorde zetten (zowel voor zwart als voor wit). Alles is
                daarbij toegestaan, dus ook bijvoorbeeld twee dezelfde kleur
                lopers zoals zwart in het voorbeeld hiernaast heeft.
 Hoeveel verschillende beginopstellingen zijn er mogelijk?   | 
 |  
              |  |  |  |  |  
              |  |  |  |  |  
              | 16. | Een lange trein bestaat uit de 
				volgende wagons: 
 •  1 locomotief
 •  5 goederenwagons
 •  10 eersteklas passagierswagons
 •  12 tweedeklas passagierswagons
 •  3 restauratiewagons.
 
 De locomotief moet uiteraard vooraan, maar verder kunnen alle 
				wagons willekeurig achter elkaar geschakeld worden.
 
 Hoeveel mogelijke treinen zijn er te maken?
 |  
              |  |  |  |  |  
              |  |  |  |  |  
              | 17. | Een wijnliefhebber drinkt 
				in de maand november samen met zijn vrouw elke dag een fles wijn 
				leeg. Ze drinken alleen rode en witte wijn. Al hun flessen rode 
				wijn zijn hetzelfde, en ook al hun flessen witte wijn zijn 
				gelijk. |  
              |  |  |  |  |  
              |  | a. | Op hoeveel manieren kunnen zij deze 
				maand wijn drinken als ze van beide soorten 30 flessen hebben? |  
              |  |  |  |  |  
              |  | b. | Op hoeveel manieren kunnen zij deze 
				maand wijn drinken als zij 10 flessen witte wijn hebben en 20 
				flessen rode wijn? |  
              |  |  |  |  |  
              |  |  c. | Op hoeveel manieren kunnen zij deze 
				maand wijn drinken als zij 20 flessen rode wijn en 12 flessen 
				witte wijn hebben? |  
              |  |  |  |  |  
              |  |  |  
              |  |  
              | © 
				h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |  
              |  |  |  |  |  | 
    
      |  |  | 
    
      |  |  |