|
|
Logaritmen |
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
|
Nou, dat moet niet al teveel
moeilijkheden opleveren, zou ik zeggen. logaritmen hebben we ooit
ingevoerd als inverse van machten en we weten intussen perfect door die
regel van Euler hoe we moeten machtsverheffen. Dat moet ons zeker op het
juiste spoor zetten wat betreft logaritmen. Verder willen we
natuurlijk graag dat de rekenregels voor logaritmen die voor reële
getallen gelden, ook voor complexe getallen blijven gelden.
De
belangrijkste daarvan is:
Het helpt weer enorm om een complex getal in zijn poolnotatie weer te
geven.
Kijk maar:
|
ln(r • eiφ)
= lnr + ln(eiφ)
= lnr + iφ
|
|
|
Bij de laatste stap is gebruik gemaakt van het feit dat lnx en
ex elkaars inverse zijn.
Daar staan nu twee uitdrukkingen die we kennen (bedenk dat r een
reëel getal is).
Er zijn echter twee dingen waar je om moet denken.....
1. Logaritmen van negatieve
getallen.
Dat was bij de reële getallen onmogelijk, maar als je complexe
antwoorden toelaat kan het ineens wél.
Bedenk dat -1 = eiπ
Dan is dus ln(-1) = ln(eiπ)
= iπ
En automatisch is dan bijvoorbeeld ln(-5) = ln(-1 • 5) =
ln(-1) + ln(5) = iπ + ln5
|
ln(-a) = ln(-1
• a) = ln(-1) + lna = ip
+ lna |
|
|
2. ln(z) is
meerwaardig.
Stel dat ln(z) = w met z en
w beide complexe getallen.
Omdat ln(z) de inverse van ez is, moet dan ook
gelden z = ew
Dus als we een w vinden die een oplossing van deze vergelijking
is, dan hebben we ln(z) gevonden.
Maar het probleem is: Er zijn oneindig veel oplossingen voor w!!!
Kijk maar:
Stel dat we een w hebben gevonden zodat geldt z =
ew
Dan is ew + 2πi
= ew • e2πi
= ew • 1 = ew = z. Dus is ook
w + 2πi een oplossing.
En op dezelfde manier zijn ook w + 4πi
en w + 6πi enz.
oplossingen.
|
ln(z) is
bepaald op een aantal maal 2πi
na. |
|
|
|
Zodra je ergens opschrijft lnz = w
moet je dus eigenlijk opschrijven lnz = w + k • 2πi
Dat meerwaardig zijn van ln(z) leidt
soms tot vreemde dingen. Een voorbeeld staat in de verdieping hiernaast. |
|
|
Wiskundigen lossen dit vervelende
probleem op, door bijvoorbeeld af te spreken dat het imaginaire deel van
ln(z) altijd tussen -π en
π moet liggen. Dat noemen ze de
hoofdwaarde van ln(z). |
|
|
Maar dat geeft ook weer nadelen...
zucht....
Stel dat je de functie f(z) = ln(z) uitrekent
voor allerlei punten in het complexe vlak.
Dan wil je graag dat, als je z geleidelijk aan laat veranderen,
dat dan ook ln(z) geleidelijk aan verandert, en niet zomaar rare
sprongen maakt. Maar dat gebeurt met die hoofdwaarden wél.
Als je bijvoorbeeld z langzaam over een cirkel laat lopen en elke
keer ln(z) uitrekent, dan vertoont die ln(z) als je de
negatieve x-as passeert ineens een sprong van 2πi
!
Hiernaast hebben we het complexe vlak plat neergelegd, en de waarde van
het imaginaire deel van lnz boven of onder een punt getekend (de
blauwe lijn) terwijl we dat punt de eenheidscirkel laten doorlopen. |
|
Je ziet dat je, als je van de "bovenkant" naar
-1 toeloopt dat je uitkomt in punt P, en vanaf de onderkant kom je in
punt Q. Dus bij het passeren van -1 in het complexe vlak maakt het
imaginaire deel van ln(z) een rare sprong van 2π.
Het is eigenlijk precies zoals bij de
datumgrens op onze aarde. We willen graag dat het overal op aarde
dezelfde datum is, maar tegelijkertijd weten we dat het naar het oosten
toe later wordt en naar het westen vroeger. De enige oplossing is een
rare sprong te maken!! |
|
|
|
|
|
Hoe groot is
ii ? |
|
|
Nou ja zeg! Wie wil dat nou
weten?
i zelf was al zo moeilijk om te bevatten. En dan gaan we nu een
complex getal tot de macht een complex getal nemen.
Dat levert vast iets verschrikkelijks op!!!
We kunnen ons al moeilijk iets voorstellen bij √-1
dus al helemaal niet bij (√-1)(√-1)
.
Wat is dat in vredesnaam?
Toch maar een poging: omdat e0,5πi
= i geldt ook: |
|
|
|
Nou ja zeg! Dat is gewoon een
reëel getal!
Uitrekenen geeft:
Geef toe: dat had je nooit verwacht! Ik ben zelf
ook elke keer weer verbaasd......
|
|
|
|
|
|
|
formule van Euler |
|
|
functies
ez
en lnz |
|
|
|
3. |
Bereken exact indien mogelijk, en anders in vier
decimalen nauwkeurig: |
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
i4i |
|
d. |
(ii)i |
|
|
b. |
i-i |
|
e. |
|
cosa + i
• sina
met a=1/2πe-0.5π |
|
|
c. |
(2i)2i |
cos(ln(4))•e-π
+
i • sin(ln4))•e-π |
|
f. |
i√i |
ea
cosa + ieasina
met a = 1/4π√2 |
|
|
|
|
|
|
|
4. |
Je hebt in de vorige opgave ontdekt dat
(2i)2i geen reëel getal is.
Voor welke n is (ni)ni
wél een reëel getal? Geef je antwoord(en) in drie decimalen
nauwkeurig. |
|
|
|
|
|
|
n • lnn = k •
π
n
= 1, 2.926..., 4.305... enz. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|