|
|
|
|
OPGAVEN |
|
|
|
|
1. |
Dus jij dacht dat
sex-appeal niet wiskundig te berekenen valt?
Mooi wel!
De mannetjeskrabben van de soort Uca pugnax (de wenkkrab)
hebben een vergrote schaar om te vechten en andere mannetjes te
imponeren. Maar belangrijker: mannetjes met grotere scharen
trekken meer vrouwtjes aan!
De sex-appeal (= schaargewicht) van de wenkkrab wordt gegeven
door:
S = 0,036 • G1,356
Daarin is S het gewicht van de schaar en G het
lichaamsgewicht. |
|
|
|
|
|
|
a. |
Teken de grafiek van S(G) op
dubbellogaritmisch papier. |
|
|
|
|
|
b. |
Onderzoek met dit papier bij welk
gewicht de schaar de helft van het totale gewicht van de krab in
beslag neemt. Controleer je antwoord na afloop met de gegeven
formule. |
|
|
|
|
|
|
|
|
2. |
Het bedrijf Telfort heeft bijgehouden
hoeveel mobieltjes er in een bepaald jaar onder haar klanten
aanwezig waren, en ook hoeveel gesprekken er met in dat jaar met
die mobieltjes gevoerd werden. Dat leverde de volgende tabel: |
|
|
|
|
|
jaar |
aantal mobieltjes |
aantal gesprekken |
1985
1990
1995
2000 |
240
704
2095
6191 |
6022
20270
68225
229627 |
|
|
|
|
|
|
De functies voor het aantal mobieltjes (M)
en het aantal gesprekken (G) als functie van het jaar t
(met t = 0 in 1985) zijn exponentiële functies. |
|
|
|
|
|
a. |
Toon dat aan met logaritmisch papier en
geef formules voor M(t) en G(t). |
|
|
|
|
|
b. |
De formule voor G als functie van M is
een machtsfunctie. Toon dat aan met logaritmisch papier. |
|
|
|
|
|
Er geldt
G(M) = 13 • M1,12 |
|
|
|
|
|
c. |
Leid deze formule zelf
af. |
|
|
|
|
|
|
d. |
Hoe kun je aan de formule voor G(M)
zonder verder berekeningen te maken in één keer zien dat het
aantal gesprekken per mobieltje toeneemt? |
|
|
|
|
|
e. |
Leg uit hoe je de formule voor G(M) kunt
afleiden uit beide formules uit vraag a). |
|
|
|
|
3. |
De hartslagfrequentie van een diersoort
blijkt af te hangen van zijn lichaamsgewicht. Dieren die zwaarder
zijn hebben
een lagere hartslag. In de grafiek hieronder zie je de hartslag (in
slagen per minuut) als functie van het lichaamsgewicht voor
verschillende dieren op dubbel logaritmisch papier getekend. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Teken in deze grafiek ook een tekkel die
een gewicht van 5 kg heeft en een hartslag van 250. |
|
|
|
|
|
b. |
Stel een formule op voor H(G).
|
|
|
|
|
4. |
Voor de gemiddelde afstand tot de zon
van een aantal planeten in ons zonnestelsel geldt de volgende tabel: |
|
|
|
|
|
planeet |
gemiddelde afstand
tot de zon
(miljoenen km) |
omwentelingstijd
rond de zon
(dagen) |
mercurius
venus
aarde
mars
jupiter
saturnus
uranus
neptunus |
58
108
150
228
778
1427
2870
4500 |
88
225
365
686
4329
10751
30660
60146 |
|
|
|
|
|
|
a. |
Verwerk deze gegevens op
dubbellog-papier en stel een vergelijking op . |
|
|
|
|
|
Jarenlang
is er, met name in de 18e eeuw, gezocht naar een onderling
verband tussen de diverse afstanden van de planeten tot de zon.
Uiteindelijk vonden Titius en Bode de volgende, voor hun tijd verrassend
nauwkeurige, formule:
R(n) = 0,4 + 0,3 • 2n
Daarin
is R de afstand tot de zon, gemeten in AE, en n een geheel getal
dat bij een planeet hoort. 1AE is de afstand van de aarde tot de zon. |
|
|
|
|
|
b. |
Welke
n hoort er bij Jupiter? |
|
|
|
|
|
Het Handboek
voor de beginnende Astronoom geeft de volgende formule om het
planeetnummer n te achterhalen als de afstand R (in AE) bekend
is: n(R) = 1,7 + 3,3 • log(R - 0,4) |
|
|
|
|
|
c. |
Leid
deze formule af uit bovenstaande formule van Titius en Bode. Geef de
constanten 1,7 en 3,3 in drie decimalen. |
|
|
|
|
5. |
In de volgende tabel zie je
van een aantal "beroemde" explosies en twee "algemene" explosies de
kracht (in ton TNT) en de afstand tot waar de explosie
hoorbaar was (in km). |
|
|
|
|
|
explosië: |
Krakatau
1883 |
Tsar Bomba
1961 |
St. Helena
1980 |
Hiroshima
1945 |
terroristische
aanslag |
bliksem |
kracht (k): |
2 • 108 |
5 • 107 |
225 • 104 |
15 • 103 |
500 |
0,2 |
afstand (A): |
4800 |
3200 |
1200 |
300 |
100 |
10 |
|
|
|
|
|
|
Zet deze gegevens uit op
dubbellogarimisch papier en geef een mogelijke formule voor de
afstand (A) als functie van de kracht (k). |
|
|
|
|
6. |
Een moeder heeft van haar zoon steeds op
zijn verjaardag de lengte (L in cm) gemeten. Als zij een aantal van
die meetwaarden tekent geeft dat de volgende figuur (de meetwaarden
staan boven de figuren): |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Onderzoek met dubbellogaritmisch papier
of deze gegevens misschien van de vorm L = a • tb
met t de tijd in jaren, en a en b
constanten zijn. Bedenk daarbij goed wat er aan de uiterste
linkerkant van de grafiek zal gebeuren. |
|
|
|
|
|
b. |
De moeder zoekt verder naar een mogelijk
beter verband, en zet nu op de y-as de waarde van 186 -
L. Dat doet ze op enkellogaritmisch papier.
Maak die grafiek, en geef daarmee een mogelijke formule voor L(t) |
|
|
|
|
|
c. |
De moeder heeft nog een tweede zoon, die
nog niet zo oud is. Van hem heeft ze de volgende metingen: |
|
|
|
|
|
|
leeftijd in jaren |
0 |
2 |
4 |
lengte in cm |
40 |
76 |
102 |
|
|
|
|
|
|
|
Als ook voor deze jongen een verband van
de vorm L = a - b • gt geldt,
hoe lang zal deze zoon dan uiteindelijk worden? |
|
|
|
|
|
|
|
|
7. |
Een jongetje is een groot
liefhebber van auto's.
Hij woont dicht bij Schiphol, en vaak gaat hij op een vrije middag
de enorme parkeerplaatsen langs om te kijken welke merken auto's er
staan.
Hij merkt daarbij dat het aantal verschillende merken dat hij ziet
eerst snel toeneemt, maar naarmate hij langer aan het kijken is
wordt het aantal nieuwe merken steeds kleiner.
Een grafiek van het aantal verschillende merken (M) uitgezet tegen
het totaal aantal bekeken parkeerplaatsen (P) levert hem op
dubbellogpapier de grafiek hiernaast op. |
|
|
|
|
|
a. |
Lees af na hoeveel parkeerplaatsen
het jongetje 8 verschillende merken heeft geteld. |
|
|
|
|
b. |
Stel een formule op voor M als functie
van P. |
|
|
|
|
8. |
Een groep vogelliefhebbers gaat vaak op
de vrije zondag het bos in om verschillende soorten vogels te zien.
Men houdt daarbij nauwkeurig bij hoeveel verschillende soorten
vogels er gezien zijn. Uit de logboeken in de loop der maanden
ontdekt een wiskundige onder hen dat er een verband bestaat tussen
de tijd die men in het bos doorbracht en het aantal verschillende
soorten vogels dat is gezien.
De volgende tabel geeft dat verband: |
|
|
|
|
|
aantal minuten |
10 |
25 |
42 |
68 |
77 |
90 |
110 |
138 |
151 |
aantal soorten |
8 |
14 |
20 |
27 |
29 |
32 |
36 |
42 |
45 |
|
|
|
|
|
|
a. |
Verwerk deze gegevens op
dubbellogaritmisch papier. |
|
|
|
|
|
b. |
Stel een formule op voor het aantal
soorten als functie van de tijd. |
|
|
|
|
9. |
De
ademhaal-snelheid A (aantal ademhalingen per minuut) van een
zoogdier in rust blijkt omgekeerd evenredig te zijn met G0,26
waarbij G zijn gewicht in kilogrammen is. Een Kodiakbeer weegt
gemiddeld 700 kilo en haalt per minuut 9,7 keer adem.
Hieronder zie je op logaritmisch papier de grafiek van A als functie
van G voor zoogdieren en ook voor vogels. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Geef
in deze figuur de plaats van de Kodiakbeer aan. |
|
|
|
|
|
Voor
de grafiek van de vogels zijn de plaats van de struisvogel en de
kolibrie al in de figuur aangegeven. De grafiek van de vogels heeft
een formule die te schrijven is als A = a
×
Gb |
|
|
|
|
|
b. |
Leg
uit hoe dat aan die grafiek hierboven te zien is, en bereken met de
gegevens van de struisvogel en de kolibrie de waarden van a
en b. |
|
|
|
|
10. |
examenvraagstuk HAVO Wiskunde B,
1995
Voor opgroeiende karperlarven kleiner
dan 19 mm bestaat het volgende verband tussen lengte en gewicht:
W = 10a • Lb waarbij W het
gewicht is in mg en L de lengte in mm.
a en b zijn constanten.
Voor karperlarven groter dan 19 mm geldt net zo'n formule maar met
andere waarden voor a en b. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De twee lijnstukken in de
grafiek geven het verband weer tussen de logaritme van de lengte en
de logaritme van het gewicht van karperlarven. |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken met behulp van deze
figuur in mg nauwkeurig hoeveel een karperlarve van 12 mm weegt. |
|
|
|
|
|
b. |
Bereken met behulp van deze
figuur voor karperlarven kleiner dan 19 mm de constanten a en
b in de formule voor W. Geef de antwoorden in één decimaal
nauwkeurig. |
|
|
|
|
|
Iemand beweert dat alle
karperlarven vanaf 19 mm niet meer van vorm veranderen. Dit betekent
dat hun gewicht evenredig is met de derde macht van hun lengte. |
|
|
|
|
|
c. |
Onderzoek of de grafiek hiermee in
overeenstemming is. |
|
|
|
|
11. |
examenvraagstuk HAVO Wiskunde B,
2010 |
|
|
|
|
|
Niet alle dieren hebben even
zware hersenen. Zwaardere dieren hebben meestal zwaardere
hersenen. Het gemiddelde lichaamsgewicht van volwassen dieren van een
soort in kg, noemen we G.
Het gemiddelde hersengewicht van volwassen dieren van die soort in kg,
noemen we H. De grafiek hieronder geeft het verband weer tussen de
logaritme van G en de logaritme van H.
In deze figuur zijn meetpunten te zien die horen bij een groot aantal
soorten zoogdieren. De meetpunten liggen min of meer op een rechte lijn.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Het gemiddelde lichaamsgewicht
van volwassen katten is 5 kg. Bepaal met behulp van de rechte
lijn in de figuur hierboven het gemiddelde hersengewicht van volwassen
katten. |
|
|
|
|
|
Een formule die bij de rechte
lijn hoort is log H = 0,767• logG − 2,097 . |
|
|
|
|
|
b. |
Er zijn diersoorten
waarvan de volwassen dieren een gemiddeld hersengewicht hebben dat 1% is
van hun gemiddelde lichaamsgewicht. Bereken met behulp van de
gegeven formule dit gemiddelde lichaamsgewicht. |
|
|
|
|
|
c. |
De bovenstaande formule is ook
te schrijven als H = a • Gb Bereken de waarden van a
en b. Geef je antwoorden in drie decimalen nauwkeurig. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|