3. |
Met de formule van Dubois kun je bij
een gegeven lichaamsgewicht (G) en lengte (L) het huidoppervlak
(H) berekenen. De formule luidt: |
|
H = 0,0072 • G0,425
• L0,725 |
|
|
|
|
|
Met H in m2 en
G in kg en L in cm. |
|
|
|
|
|
a. |
Bereken het huidoppervlak van een mens
van 80 kg en 1.86 m lang. |
|
|
|
|
b. |
Een vrouw van 60 kg heeft een
huidoppervlak van 1,5 m2 . Bereken algebraïsch
haar lengte. |
|
|
|
|
c. |
Een man van 120 kg is aan het
afvallen. Hij blijft daarbij (uiteraard) even lang, en dat
is 1,98 m.
Hij berekent dat hij 0,5 m2 overtollig huidoppervlak kan laten weghalen
Hoeveel is hij dan afgevallen? |
|
|
|
|
|
|
|
|
4. |
Voor planeten in een baan om hun zon
en ook voor manen in een baan om een planeet geldt de derde wet
van Kepler. Die zegt dat T²/R³
een constante is. Waarbij T de omlooptijd is en R de
straal van de baan.
Isaac Newton voegde later een term toe die afhangt van de
massa van de planeet. Deze wet werd door Kepler pas tien jaar na
zijn andere twee wetten gepubliceerd. Om precies te zijn geldt
dat:
-
waarin M de massa van de planeet/ster waar het lichaam omheen
draait is, en G de
universele gravitatieconstante (6,67 × 10-11 m3s-2kg-1)
In dit geval wordt T in seconden gegeven en R in meters en M in
kg. |
|
|
|
|
|
a. |
De planeet Mars heeft een omloopstijd
van 686 dagen, 23 uur, 30 min en 41 sec.
De massa van onze zon is ongeveer 2 • 1030
kg.
Bereken de straal van de baan van Mars om de zon. |
|
|
|
|
b. |
De straal van de baan van de maan om
onze aarde is 384450 km en de omlooptijd is 27,3217 dagen.
Bereken de massa van de aarde. |
|
|
|
|
c. |
De planeet Jupiter heeft een afstand
tot de zon van 778 • 106 km
De massa van onze zon is ongeveer 2 • 1030
kg.
Bereken de omlooptijd van Jupiter. Geef je antwoord in jaren
nauwkeurig. |
|
|
|
|
|
|
|
|
5. |
De bioloog Meeh vond voor de
huidoppervlakte (H) van verschillende diersoorten de volgende
formule (met H in dm2 en het gewicht G in kg): |
|
|
|
H = c · G2/3 |
|
|
|
|
|
De constante c heet de
Meeh-coëfficiënt en is voor elke diersoort verschillend.
Hieronder zie je een tabel met voor een aantal diersoorten die
Meeh-coëfficiënt: |
|
|
|
|
|
|
|
egel |
7,5 |
muis |
9,0 |
mens |
11,2 |
vleermuis |
57,5 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
a. |
Bereken algebraïsch de
huidoppervlakte van een vleermuis die 6 gram weegt. |
|
|
|
|
b. |
Bereken algebraïsch het gewicht van
een egel met een huidoppervlakte van 0,38 m2 . |
|
|
|
|
c. |
Voor een bol geldt inhoud = 4/3πr3
en oppervlak = 4πr2
.
Bereken de Meeh-coëfficiënt voor een bol die 1kg/liter weegt. |
|
|
|
|
d. |
Als het gewicht van een dier
verdubbelt, hoeveel procent neemt zijn huidoppervlakte dan toe? |
|
|
|
|
|
|
|
|
6. |
De levensduur t (in jaren) van
een diersoort in gevangenschap blijkt ongeveer afhankelijk te
zijn van zijn lichaamsgewicht (G in kilogram).
Voor zoogdieren geldt de formule t = 11,8 • G0,20
en voor vogels t = 28,3 • G0,19 |
|
|
|
|
a. |
Bereken algebraïsch de levensduur van
een olifant (gewicht ongeveer 4000 kg). |
|
|
|
|
b. |
Een struisvogel kan in gevangenschap
zo'n 70 jaar oud worden. Bereken zijn lichaamsgewicht. |
|
|
|
|
|
Ook de hartslagfrequentie van een
diersoort blijkt af te hangen van zijn lichaamsgewicht.
Er geldt H = 241 • G-0,25
met H in slagen per minuut. |
|
|
|
|
|
c. |
Bereken hoeveel hartslagen de olifant
en de struisvogel uit de vragen a en b in hun hele
leven maken.
Rond je antwoord af op miljoenen. |
|
|
|
|
|
|
7. |
Een psychologe doet
onderzoek naar de snelheid waarmee kinderen woordjes leren. Zij
laat een groep kinderen elke dag een half uur dezelfde woordjes
leren, en test na elke dag hoeveel woordjes de leerlingen
gemiddeld kennen. Dat geeft de volgende tabel: |
|
|
|
|
dag (d) |
0 |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
gem. woordkennis (W) |
0 |
18,5 |
29,6 |
39,0 |
47,5 |
55,3 |
62,6 |
69,5 |
|
|
|
|
|
De psychologe gaat uit
van een verband W = a • db
|
|
|
|
|
a. |
Leg uit hoe je direct kunt zien dat
dan a gelijk moet zijn aan 18,5 |
|
|
|
|
De psychologe vindt aan
de hand van bovenstaande tabel dat b = 0,68. |
|
|
|
|
b. |
Leg met een berekening uit hoe je dat
getal zelf zou kunnen vinden. |
|
|
|
|
c. |
Na hoeveel dagen zal W gelijk zijn aan
150? Geef een algebraïsche berekening. |
|
|
|
|
|
|
8. |
De diameter (D in meter)
van een boom (gemeten op 1,5 meter vanaf de grond) is een
aanwijzing voor de hoogte (H in meter) ervan. Er blijkt te
gelden: H = 20,6 • D0,535 |
|
|
|
|
a. |
Bereken de diameter van een boom die 6
meter hoog is. Geef een algebraïsche berekening. |
|
|
|
|
Je kunt de formule ook
schrijven als D = a • Hb |
|
|
|
|
b. |
Bereken de constanten a en b
in vier decimalen nauwkeurig. |
|
|
|
|
|
|
9. |
|
|
|
|
10. |
Als 49x
+ 49-x = 7, dan is 7x
+ 7-x = ..... |
|
a.
1 b. √5
c. 3 d.
√7
e. 9 |
|
|
|
11. |
Welke is de
grootste? Geef een algebraïsche berekening. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
|
|