|
|
Hoeken Berekenen. |
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
|
Intussen zijn we al zoveel
verschillende manieren tegengekomen om hoeken te berekenen dat het tijd
wordt die manieren eens even op een rijtje te zetten en daarna wat
gemengde opgaven over hoeken te proberen.
Daar gaan we.....
1. F- X- en Z-hoeken.
Daar horen de volgende drie figuren bij: |
|
|
|
|
|
De rode hoeken zijn steeds aan
elkaar gelijk. Denk er bij F- hoeken en Z-hoeken om dat een voorwaarde
is dat de twee lijnen met een pijl erin evenwijdig zijn. |
|
|
2. Hoeken bij driehoeken. |
|
|
|
|
Een gelijkzijdige driehoek (drie gelijke
zijden) heeft drie hoeken van 60 graden. |
|
|
|
|
Een gelijkbenige driehoek (twee gelijke
zijden) heeft twee gelijke basishoeken. |
|
|
|
|
De hoeken van een driehoek zijn samen 180º.
Dat heeft tot gevolg dat de hoek buiten de driehoek hiernaast (dat heet
de buitenhoek) gelijk is aan de gele plus de groene.
Ga dat zelf maar na. |
|
|
|
3. De hoeken van een n-hoek. |
|
|
|
|
Van een driehoek zijn
de hoeken samen 180º, dat wist je al. Hoe is het met een vierhoek,
vijfhoek, zeshoek, enz.?
Hiernaast zie je als voorbeeld een "veelhoek" (in dit geval een tienhoek").
Door vanuit één hoekpunt alle mogelijke diagonalen te tekenen krijg je 8
driehoeken. De hoeken van al die driehoeken samen zijn 8 • 180º = 1440º
Maar dat precies ook alle hoeken van de tienhoek!!! Dus die zijn ook
samen 1440º.
Het aantal driehoeken dat je kunt tekenen is twee minder dan het aantal
hoeken van de veelhoek. Immers vanuit één zo'n hoekpunt van een n-hoek
gaan n - 3 diagonalen (niet naar het punt zelf en niet naar
beide buurpunten). Dat geeft n -2 driehoeken, dus de som van de
hoeken is 180 • (n - 2). |
|
|
|
|
|
Werkt dat
altijd?
Niet altijd. De diagonalen en de driehoeken die je tekent moeten
namelijk wel helemaal binnen de veelhoek liggen. Dat is zo als de
veelhoek "convex" is. "Convex" wil zeggen dat elk lijnstuk
dat je tussen twee willekeurige hoekpunten tekent geheel binnen de
veelhoek ligt.
Dat convex zijn is de enige voorwaarde. Verder hoeft de veelhoek niet
regelmatig te zijn. |
|
|
|
|
|
Regelmatige veelhoeken.
Bij regelmatige veelhoeken (alle zijden even lang) weet je dan ook nog
dat alle hoeken even groot zijn. Bij de regelmatige tienhoek hierboven
is elke hoek dus 1440/10 = 144º |
|
|
|
4. Hoeken bij een cirkel
(ja, dat kan!) |
|
|
|
|
Een raaklijn aan een cirkel maakt een hoek van
90º met de lijn naar het middelpunt. |
|
|
|
|
Omdat bij een cirkel de afstanden naar het
middelpunt allemaal gelijk zijn aan de straal zijn er in een cirkel erg
vaak gelijkbenige driehoeken te vinden, waarvan de basishoeken dan weer
gelijk zijn. |
|
|
|
Nou, daar moet je het voorlopig
mee doen.
Hoogste tijd om dat allemaal maar eens door elkaar heen te gaan oefenen.
|
|
|
|
|
|
1. |
In
een groene ruit met zijden 1 is een rode gelijkzijdige driehoek met
zijden 1 getekend. Bereken de grootte van de hoek met het vraagteken. |
|
|
|
|
|
|
|
|
2. |
In
driehoek ABC zijn punten D, E en F getekend zodat AE = DE en EF =
EB
Hoek C is 40º.
Bereken de grootte van hoek DEF |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3. |
Olympiadevraagstuk
Hiernaast
staat een willekeurige ster met 5 punten
Bereken de som van de hoeken: a + b + c + d + e |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4. |
Olympiadevraagstuk
PR en
QR zijn middellijnen van twee even grote cirkels die elkaar raken
in R.
Vanuit P en Q zijn twee raaklijnen naar de andere cirkel getrokken.
Bereken de grootte van de hoek met het vraagteken in twee
decimalen nauwkeurig. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
5. |
Olympiadevraagstuk
In de
figuur hiernaast staan twee cirkelbogen van cirkels met middelpunten M1
en M2 getekend.
Bereken hoek a als de aangegeven hoek gelijk
is aan 22º |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
6. |
Olympiadevraagstuk
Hiernaast
staat in een vierkant een gelijkzijdige groene driehoek getekend.
Hoe groot is hoek
α? |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
7. |
Olympiadevraagstuk. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
8. |
Olympiadevraagstuk.
Van
een symmetrisch trapezium zijn de opstaande zijden even lang als de
kortste evenwijdige zijde.
Verder is een diagonaal even lang als de langste evenwijdige zijde.
Bereken de hoek met het vraagteken. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
9. |
Olympiadevraagstuk
Bereken
in de figuur hiernaast de som van de hoeken met een groen tekentje erin. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
©
h.hofstede (h.hofstede@hogeland.nl) |
|
|
|
|
|
|
|